3.5.1 Communicatieparameters RS 485
De EC 531 kan als slave of master in het RS 485-netwerk fungeren. Als EC 531 als master is inge-
steld, moeten alle omliggende apparaten als slaves zijn ingesteld.
Alle apparaten in het RS 485-netwerk moeten dezelfde communicatieparameters gebruiken: baudra-
te, pariteit en stopbits. Vergelijk de instelling in het menu van EC531 en raadpleeg de handleidingen
van de omliggende apparaten.
3.5.2 RS 485-kabel en eindsluiting
De RS485-kabel tussen EC531 en de omliggende apparaten moet een afgeschermde getwiste
tweeaderige kabel zijn. De RS 485-interface op EC531 is galvanisch gescheiden van de rest van de
schakelingen. Daarom moet de afscherming van de RS485-communicatiekabel tussen EC531 en
omliggende apparaten aan beide zijden worden aangesloten.
Een vuistregel is dat de snelheid in bit/s vermenigvuldigd met de lengte in meters niet meer dan 108
mag bedragen. Een kabel van 50 meter mag dus niet sneller dan 2 Mbit/s aankomen. In omgevingen
waar veel elektrische storing optreedt, wordt aanbevolen de baudrate op een lagere snelheid te hou-
den. Splits de RS485-communicatielijn nooit in meerdere lijnen. De communicatie moet van het ene
apparaat naar het andere gaan in een duidelijke gedefinieerde lijn.
EC 531 bevat lijnafsluitweerstanden om een stabiele datatoestand te garanderen, zelfs wanneer de
communicatie niet actief is. Raadpleeg de handleidingen van de omliggende apparaten indien voor-
stromen nodig zijn.
De RS485-bus moet aan beide kabeluiteinden met een weerstand van 120 ohm worden afgesloten.
Het kabeltype moet een afgeschermd aderpaar zijn en alle afschermingen in het RS485-netwerk
mogen slechts op één punt met de aarde worden verbonden.
LET OP!
De RS 485-bus moet aan beide zijden worden afgesloten, maar niet ertussen..
Figuur 12
nl
RS 485-bustekening
10
Energie meter