11 Bij storing
Storingscode
Omschrijving
Aanvoertemperatuur > Maximale werktemperatuur:
De waterdruk en/of het waterpeil zijn te laag: controleer de waterdruk van de CV-installatie (manometer)
Geen doorstroming:
Controleer de werking van de circulatiepomp van de CV-ketel. Steek een schroevendraaier in de gleuf
van de as van de circulatiepomp en draai de as meerdere malen van rechts naar links.
Controleer de bedrading van de circulatiepomp
Te veel lucht: ontlucht de ketel wanneer de pomp uitgeschakeld is
Afwijking van de sensor van de aanvoer- of retourtemperatuur: controleer de goede werking van de sen
sors. Wanneer een defecte sensor gedetecteerd is, kan de weerstand bij verschillende temperaturen ge
controleerd worden met behulp van een multimeter met een juist meetbereik. Weerstand van de sensor
12-15kΩ bij 20-25°C.
Retourtemperatuur > Aanvoertemperatuur:
De waterdruk en/of het waterpeil zijn te laag: controleer de waterdruk van de CV-installatie (manometer).
Geen doorstroming:
Controleer de werking van de circulatiepomp van de CV-ketel. Steek een schroevendraaier in de gleuf
van de as van de circulatiepomp en draai de as meerdere malen van rechts naar links.
Controleer de bedrading van de circulatiepomp
Te veel lucht: ontlucht de ketel wanneer de pomp uitgeschakeld is
Sensor niet of slecht aangesloten: controleer de bekabeling tussen de sensors en het bedieningspaneel
Afwijking van de sensor van de aanvoer- of retourtemperatuur: controleer de goede werking van de sen
sors. Wanneer een defecte sensor gedetecteerd is, kan de weerstand bij verschillende temperaturen ge
controleerd worden met behulp van een multimeter met een juist meetbereik. Weerstand van de sensor
12-15kΩ bij 20-25°C.
Bedieningspaneel:
Bedieningspaneel defect: controleer de elektrische aansluitingen.
Voedingskabel defect: controleer de elektrische aansluitingen.
Voedingskabel slecht aangesloten: controleer de elektrische aansluitingen.
Na maximaal 5 startpogingen geen vlamvorming:
Geen ontstekingsvonk:
Controleer de ontstekingstransformator
Controleer de ontstekingskabel
Controleer de tussenafstand van de elektroden ( 3-4 mm)
Controleer de aarding
Wel ontstekingsvonk maar geen vlamvorming:
Controleer of de gaskraan open is
Controleer of de voedingsdruk voor gas aanwezig is
Controleer of de gasleiding voldoende ontlucht is
Controleer of de lucht-/rookgassenleiding niet verstopt is of lekt
Controleer of de sifon gevuld en niet verstopt is
Test of de CV-ketel is aangesloten op het elektriciteitsnet
Reinig of vervang de ontstekingselektroden
Controleer O
Wel vlam maar geen of onvoldoende ionisatie <μA:
Controleer de stabiliteit van de verbranding van de vlam
Controleer O
Controleer de elektrische aansluiting, vooral de aarding
Reinig of vervang de ontstekingselektroden
Controleer de tussenafstand van de elektroden ( 3-4 mm)
Fout in ionisatie:
Afstelling O
Controleer het O
Controleer de ionisatie-/ontstekingselektrode
Controleer de concentrische pijpen van de rookgasafvoer en luchttoevoer
Controleer de gascirculatie op vollast
Ongewenste vlamvorming:
Ontstekingstrafo defect
Automaat defect
60
(1)
(1)
op vollast en laaglast
2
op vollast en laaglast
2
is niet juist:
2
-gehalte op het gasblok
2
119665 - v.07 - 30092015