ELEKTRODENAFSTANDEN
• Afstand tussen de ionisatie-elektrode en de branderstaaf:
X = 10 tot 15 mm
(zie fig. 17)
• Afstand tussen de ontstekingselektrode en de branderstaaf:
Y = 4 tot 7 mm
(zie fig. 18)
• Spleet van de ontstekingselektrode:
Z = 2 tot 5 mm
(zie fig. 19)
fig. 17
fig. 18
fig. 19
X
Y
Z
BRANDERKENMERKEN
ONDERHOUD VAN DE BRANDER
1. Nadat u de brander hebt gedemonteerd, controleert u de staat
van de ontstekings- (1) en de ionisatie-elektroden (2), de isolatie
(3) en de dichting van de vuurhaarddeur (4). Vervangen indien
nodig.
2. Staat van de branderstaaf controleren (5).
3. Brander opnieuw monteren en branderontsteking controleren.
4. Dichting van de gasaansluiting controleren.
5. Verbrandingsparameters controleren.
1
5
2
fig. 20
(zie fig. 20)
4
3
17