Verzending
Een bestemming opgeven
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe een bestemming wordt opgegeven.
1
Faxnummers, IP-Faxbestemmingen en e-mailadressen kunnen worden opgegeven.
Opmerking
❒ In het display wordt het percentage vrije geheugenruimte voor het opslaan
van originelen weergegeven. Omdat faxnummers, IP-Faxbestemmingen en e-
mailadressen in afzonderlijke geheugens geprogrammeerd zijn, is het kiezen
van faxnummers met de cijfertoetsen niet van invloed op het percentage in
het display.
Verzenden via een faxlijn
Voer nummers rechtstreeks in met de cijfertoetsen aan de rechterkant van het
bedieningspaneel.
A
Controleer of [Fax] is geselecteerd.
B
Voer het faxnummer in met de cijfertoetsen.
Wanneer u zich vergist, drukt u op de toets {Wis/Stop} en voert u het opnieuw in.
Wanneer de optionele extra G3-interface geïnstalleerd is, selecteert u G3
voordat u op de toets {Start} drukt.
Om een bestemming uit het Adresboek te selecteren, zie "Adresboek gebrui-
ken om bestemmingen op te geven".
C
Druk op de toets {Start}.
Het apparaat begint het scannen van het origineel en slaat deze op in het ge-
heugen. Wanneer het scannen stopt, gaat de indicator Communiceren bran-
den en start de verzending.
Opmerking
❒ U kunt pauzes en tonen in een faxnummer invoegen.
❒ Druk op [Prg.Best.] na het invoeren van het faxnummer om het faxnummer
op te slaan in de bestemmingslijst.
❒ Voor het maximum aantal cijfers voor een bestemming, zie "Maximum-
waarden".
60