NL
4
BEDIENING
4.1
Algemeen
De algemene veiligheidsvoorschriften voor het gebruik van de hier be-
schreven uitrusting vindt u op pagina 145. Lees deze voorschriften zorgvuldig
door, voordat u de uitrusting in gebruik neemt.
4.2
Naadvolgeenheid met bedieningspaneel
Noodstop (1)
Als u eenmaal op de knop drukt, wordt de NOODSTOP geactiveerd.
S
N.B. De noodstop mag nooit worden gereset, voordat de oorzaak van de/het
afwijkende functie/signaal is vastgesteld en weggenomen.
Signaallampje
Brandt wanneer de stroom is ingeschakeld.
S
Alarmlampje (automatische naadvolging)
Brandt wanneer de geleidevinger buiten het werkbereik (verticaal) is.
S
De automatische functie wordt dan geblokkeerd.
Signaallampje (naadvolging)
Brandt wanneer de automatische naadvolging actief is.
S
hga1o1ha
(wit)
(groen)
- - 152 - -
(oranje)