8.1.2 Isolatie van de koelmiddelleidingen
8.2 Koelmiddelleiding aansluiten
8.2.1 Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen
ERLA11~16D + EBSH/X(B)11+16P30+50D
Daikin Altherma 3 R ECH₂O
4P663482-1C – 2023.05
▪
Flareverbindingen: Gebruik alleen gegloeide leidingen.
▪
Diameter leidingen:
Vloeistofleiding
Gasleiding
▪
Hardingsgraad en dikte leidingen:
Buitendiameter (Ø)
9,5 mm (3/8")
15,9 mm (5/8")
(a)
Afhankelijk van de toepasselijke wetgeving en de maximale bedrijfsdruk van de unit (zie
"PS High" op het naamplaatje van de unit), zijn mogelijk dikkere leidingen vereist.
▪
Neem polyethyleenschuim als isolatiemateriaal:
-
met een warmteoverdrachtsfactor begrepen tussen 0,041 en 0,052 W/mK
(0,035 en 0,045 kcal/mh°C)
-
bestand tegen minstens 120°C
▪
Isolatiedikte
Buitendiameter leiding
(Ø
)
p
9,5 mm (3/8")
15,9 mm (5/8")
Ø
Ø
i
i
Ø
Ø
p
p
t
Als de temperatuur hoger is dan 30°C en de relatieve vochtigheid meer dan 80%
bedraagt, moet het isolatiemateriaal minstens 20 mm dik zijn om condensatie op
het oppervlak van de isolatie te voorkomen.
OPMERKING
Trillingen. Maak de leidingen tussen de buiten- en de binnenunit vast om trillingen
van de koelmiddelleidingen tijdens de werking te voorkomen.
Alvorens de koelmiddelleidingen aan te sluiten
Controleer of de buitenunit en binnenunit gemonteerd zijn.
Typische werkstroom
De koelmiddelleiding aansluiten betekent:
▪
De koelmiddelleiding op de buitenunit aansluiten
▪
De koelmiddelleiding op de binnenunit aansluiten
8
Ø9,5 mm (3/8")
Ø15,9 mm (5/8")
Hardingsgraad
Gegloeid (O)
≥0,8 mm
Gegloeid (O)
≥1,0 mm
Binnendiameter isolatie
(Ø
)
i
12~15 mm
17~20 mm
Installatie van de leidingen
|
(a)
Dikte (t)
Isolatiedikte (t)
≥13 mm
≥13 mm
Uitgebreide handleiding voor de installateur
Ø
t
97