Bovendien dient men erop te letten dat een NORD-motor uit de motorenlijst (P200) is ingesteld. Wordt
geen 4-polige normmotor van NORD maar een motor van een andere producent gebruikt, dan dienen
de gegevens van de motorparameters (P201) t/m (P208) te worden vergeleken met de
motortypeplaat. De statorweerstand van de motor (zie P208) moet door de omvormer en bij
omgevingstemperatuur worden gemeten. Hiervoor moet de parameter P220 op de instelling "1"
worden gezet. Verder worden de parameters van de frequentieomvormer zo ingesteld, dat de motor
met een toerental van maximaal 3000 omw//min. kan worden ingezet. Voor een 4-polige motor dient
daarom de 'maximale frequentie' op een waarde van 100 Hz of lager te worden ingesteld ((P105) ≤
100). Daarbij dient men het maximaal toelaatbare uitgaande toerental van de reductor in acht te
nemen. Bovendien dienen de bewaking „I²t-motor" (Parameter (P535) / (P533)) te worden
ingeschakeld en de pulsfrequentie te worden ingesteld op 4 kHz tot 6 kHz.
Overzicht van de noodzakelijke parameterinstellingen:
Parameter
Instelwaarde
P105
≤ 100 Hz
Maximale frequentie
adequaat
P200
motorvermogen
motorlijst
selecteren
Data volgens
P201 – P208
typeplaat
Motorgegevens
P218
≥ 100 %
Modulatiegraad
P220
1
Parameteridentificatie
P504
4 kHz ... 6 kHz
Pulsfrequentie
P533
< 100 %
Factor I
2
t-motor
Conform motor en
P535
ventilatie
I²t-Motor
Pos : 176.16 /Anl eitungen/Elektronik/FU und Starter/2. Montage und Installati on/AT EX und EAC EX (SK 1xx E, SK 200E)/EU-Konformitäts erklär ung - AT EX [SK 1x xE, SK 2xx E] @ 1\m od_1342604219271_2130.docx @ 34091 @ 4 @ 1
BU 0185 nl-5020
fabrieksinstellingen
Beschrijving
Deze opgave heeft betrekking op een 4-
polige motor. Principieel mag de waarde
[50]
slechts zo groot zijn, dat een motortoerental
van 3000 omw./min. niet wordt overschreden.
Wordt een 4-polige NORD-motor ingezet,
[0]
dan kunnen hier vooringestelde
motorgegevens worden opgeroepen.
Wordt geen 4-polige NORD-motor ingezet,
dan dienen de motorgegevens volgens
[xxx]
typeplaat te worden ingevoerd
Bepaalt de maximale mogelijke
[100]
uitgangsspanning.
Meet de statorweerstand van de motor. Na
afronding van de meting wordt de parameter
[0]
automatisch gereset naar "0". De bepaalde
waarde wordt in P208 geschreven
Bij hogere pulsfrequenties dan 6 kHz is een
[6]
reductie van het maximale koppel
noodzakelijk.
In de I²t-bewaking kan rekening worden
[100]
gehouden met een kleinere waarde dan 100.
De I²t-bewaking van de motor moet worden
ingeschakeld. De in te stellen waarden zijn
[0]
gebaseerd op het ventilatietype en de
gebruikte motor. Zie daarvoor
2 Montage en installatie
B1091-1
37