4.1.6. VOEDINGSNETTEN MET GELIJKSTROOM
4.1.6.1. DC 2 draden: DC-2W
Verbind de klem N met de gemeenschappelijke geleider.
Verbind de klem VE/GND met de aarde.
Verbind de klem V1 met de geleider +1.
Sluit de stroomsensor IN aan op de gemeenschappelijke
geleider.
Sluit de stroomsensor I1 aan op de geleider +1.
Controleer altijd of de pijl van de stroomsensor naar de
lading wijst. De fasehoek zal zo correct zijn voor de ver-
mogensmetingen en de andere metingen die van de fase
afhangen.
4.1.6.2. DC 3 draden: DC-3W
Verbind de klem N met de gemeenschappelijke geleider.
Verbind de klem VE/GND met de aarde.
Verbind de klem V1 met de geleider +1.
Verbind de klem V2 met de geleider +2.
Sluit de stroomsensor IN aan op de gemeenschappelijke
geleider.
Sluit de stroomsensor I1 aan op de geleider +1.
Sluit de stroomsensor I2 aan op de geleider +2.
Controleer altijd of de pijl van de stroomsensor naar de
lading wijst. De fasehoek zal zo correct zijn voor de ver-
mogensmetingen en de andere metingen die van de fase
afhangen.
4.1.6.3. DC 4 draden: DC-4W
Verbind de klem N met de gemeenschappelijke geleider.
Verbind de klem VE/GND met de aarde.
Verbind de klem V1 met de geleider +1.
Verbind de klem V2 met de geleider +2.
Verbind de klem V3 met de geleider +3.
Sluit de stroomsensor IN aan op de gemeenschappelijke
geleider.
Sluit de stroomsensor I1 aan op de geleider +1.
Sluit de stroomsensor I2 aan op de geleider +2.
Sluit de stroomsensor I3 aan op de geleider +3.
Controleer altijd of de pijl van de stroomsensor naar de
lading wijst. De fasehoek zal zo correct zijn voor de ver-
mogensmetingen en de andere metingen die van de fase
afhangen.
IN
VN
V3
IN
VN
IN
VN
29
I3
I2
V2
V1
Figuur 31
I3
I2
V3
V2
V1
Figuur 32
I3
I2
V3
V2
V1
Figuur 33
+1
I1
VE/GND
+1
+2
I1
VE/GND
+1
+2
+3
I1
VE/GND