3.8.2 Diafragmaopening
De diafragmaopening dient voor de contrastin-
stelling bij reflecterende monsters of indien
nodig voor het reduceren van de excitatiestra-
ling, om het al te sterk verschieten van de
preparaten te voorkomen.
Diafragmaopening A (14.3): Bij fluorescentie
volledig openen.
Om reflecties te reduceren en preparaten te
ontzien, kunt u de diafragmaopening (14.3) naar
wens verkleinen.
3.8.3 Lichtstop
Wanneer u zonder fluorescentie met doorval-
lend licht of invallend licht wilt werken:
– Sluit de lichtstop (14.4) indien alle 4 de posi-
ties van de filterrevolver met filterblokken zijn
bezet.
Wanneer niet alle posities van de filterrevol-
ver zijn bezet, kunt u met behulp van het filter-
wiel (14.1) ook een lege positie selecteren.
3.8.4 Filter BG38
Het filter BG38 voorkomt dat het beeld een lich-
trode ondergrond heeft. Wanneer u dit niet sto-
rend vindt, kunt u het filter BG38 (14.5) uitklap-
pen om het volle lampvermogen te gebruiken
voor het activeren van de fluorescentie.
3.8.5 Filterblokken
De filterrevolver (14.1) kan maximaal vier filter-
blokken opnemen (hoofdstuk 2.10). Deze filterblok-
ken bevatten de excitatiefilters, de dichromati-
sche scheidingsspiegels en de sperfilters.
– Het excitatiefilter selecteert uit het stralings-
aanbod van de lichtbron precies die golfleng-
ten, die dienen voor het activeren van de fluore-
scentie. Dit wordt mogelijk gemaakt door een
maximale doorlaatbaarheid van het excitatiege-
bied, de andere golflengtebereiken worden
echter maximaal gesperd.
– De dichromatische scheidingsspiegel reflec-
teert de kortegolf excitatiestraling naar het pre-
paraat, maar is transparant voor het daar uitge-
straalde langegolf fluorescentielicht.
– Het sperfilter houdt de door het preparaat ver-
strooide en in het objectief doorgedrongen
excitatielicht tegen. Ten behoeve van de speci-
fieke fluorescentiestraling beschikt dit filter
echter over maximale doorlaatbaarheid.
Leica MacroFluo – Bediening
25