Montage en installa-
tie
Veiligheidsinstructies
• Dit apparaat moet volgens de geldende bepalingen worden geïnstalleerd en
mag alleen in goed beluchte ruimten worden gebruikt. Voor installatie en
ingebruikname van het apparaat moeten deze handleiding worden gelezen.
• Let op! De voor de aansluiting van de apparaten toegelaten categorie kan
regionaal verschillen. In geval van twijfel moet u bij de plaatselijke gas-
maatschappij informeren welke gascategorie in aanmerking komt.
• Vóór de aansluiting van het apparaat moet worden gecontroleerd of de pla-
atselijke aansluitvoorwaarden (gassoort en gasdruk) met de instelling van
het apparaat overeenkomen. Bij afwijkingen moet het apparaat worden
aangepast!
• De instelwaarden voor dit apparaat staan op een informatieplaatje (of op
het typeplaatje) vermeld. De instelwaarden bevinden zich ook in deze hand-
leiding in het hoofdstuk „Technische gegevens" (pagina 37).
• Bij de aansluiting op het gasnet moeten in het bijzonder de specifieke voor-
schriften en richtlijnen worden nageleefd van het land waar het apparaat
wordt gebruikt.
• Voorschriften van de plaatselijke gasmaatschappijen en van de overheid
(bijv. brandveiligheid) moeten eveneens worden nageleefd.
• De wettelijke voorschriften en aansluitvoorwaarden van de plaatselijke elek-
triciteitsmaatschappij moeten strikt worden nageleefd.
• Aansluiting en ingebruikneming evenals reparaties en het instellen en aan-
passen mogen uitsluitend door een erkende fitter en in overeenstemming
met de geldende veiligheidsvoorschriften worden uitgevoerd. Daarbij moe-
ten de wettelijk erkende voorschriften en de aansluitvoorwaarden van de
plaatselijke gasmaatschappij strikt worden nageleefd.
Ondeskundig uitgevoerde werken vormen een risico voor de veiligheid van
de gebruiker!
• Dit apparaat wordt niet op een afvoerschouw voor verbrande gassen aan-
gesloten. Het moet volgens de geldende installatievoorwaarden worden op-
gesteld en aangesloten.
Er moet in het bijzonder op een aangepaste ventilatie worden gelet.
• Wanneer de aansluitstekker van het apparaat niet toegankelijk is, het ap-
paraat door LS-schakelaars, zekeringen of contactoren met minstens 3 mm
contactopeningswijdte beveiligen.
• Bij aansluiting en reparatie moet het apparaat met één van de bovenge-
noemde voorzieningen stroomloos worden gemaakt. Bij reparaties aan on-
derdelen waar gas doorstroomt moet altijd de energietoevoer worden
afgesloten.
• Als de aansluitkabel van dit apparaat beschadigd raakt, moet hij door een
bijzondere aansluitkabel vervangen worden die alleen bij de fabrikant of via
de klantenservice verkrijgbaar is.
• De aardleider moet zo lang zijn dat hij bij het begeven van de trekontlasting
pas na de stroomvoerende aders van de aansluitkabel met trekkracht wordt
belast.
• Bij het omschakelen van aardgas op vloeibaar gas moeten in elk geval de
spuitstukken van de wokbrander worden vervangen. Dat geldt ook in het
omgekeerde geval. De aanpassing mag uitsluitend door een erkende fitter
worden uitgevoerd.
• Wijzigingen aan het apparaat zijn alleen met uitdrukkelijke toestemming
van de fabrikant toegelaten.
• Als het apparaat is ingebouwd, mag er geen contact mogelijk zijn met on-
derdelen die tijdens het gebruik onder stroom staan.
Inbouwvoorwaarden
De opstellingsruimte moet een volume hebben van min. 20 m³ en via een raam
of een deur naar buiten kunnen worden gelucht.
De kookplaat wordt in een uitsparing in het aanrechtblad ingebouwd; deze
uitsparing moet volgens de aangegeven inbouwmaten worden uitgezaagd.
De afstand aan de zijkant t.o.v. hoge kasten moet ten minste 60 mm bedragen.
32
Om goed te kunnen werken mag de afstand echter niet minder dan ca. 300
mm bedragen.
De muurstrip moet uit hittebestendig materiaal bestaan en mag achter de koo-
kplaat geen contactdozen hebben. Aanbevolen is een draaglijst van kunststof
met een deklijst van aluminium. Het gedeelte dat op het aanrechtblad ligt, mag
niet breder dan 30 mm zijn.
De muur boven de muurstrip moet in de nabijheid van het apparaat uit onbrand-
baar materiaal bestaan. Hout, kunststof, PVC-folie enz. voldoen niet aan deze
vereisten.
Bij normaal gebruik kan op de omringende meubels stralingswarmte met een
temperatuur van 65 °C boven de kamertemperatuur inwerken. De meubels
moeten minstens daartegen bestand zijn.
Bij inbouwmeubels moet de kunststofbekleding of het fineer met een hittebe-
stendige lijm (100 °C) zijn aangebracht.
De minimumafstand van hangkasten boven de kookplaat bedraagt 650 mm. Bij
afzuigkappen gelden de gegevens van de fabrikant.
Een correct ingebouwde kookplaat dient aan de onderkant door een afdekking
(K-bodem) dusdanig te worden beschermd, dat de kookplaatonderkant niet
toevallig kan worden aangeraakt.
Deze afdekking mag alleen met behulp van gereedschap verwijderbaar zijn.
60
Gasaansluiting
Controleer eerst of het juiste gas en de juiste aansluitdruk voorhanden zijn. In-
formatie over de aansluitdruk vindt u in deze handleiding in het hoofdstuk
„Technische gegevens".
Op de gastype-sticker kunt u zien voor welk gastype de inbouwkookplaat is in-
gesteld.
Een aanpassing aan een andere gassoort is mogelijk en wordt in deze handlei-
ding in het hoofdstuk „Aanpassen aan een andere gassoort" uitgelegd.
De gasaansluiting moet door een erkende gasfitter worden uitgevoerd!
De externe gasaansluiting moet bij voorkeur goed toegankelijk in de naburige
nevenkast worden voorzien.
De onderdelen van de leiding moeten zo worden gelegd dat ze tijdens het ge-
bruik niet door de warmte kunnen worden beschadigd en dat ze niet met de
beweeglijke onderdelen van de keukenelementen in aanraking komen.
De gaskraan eerst gesloten laten en de stekker nog niet in het stopcon-
tact steken.
Elektrische aansluiting
Voor de elektrische aansluiting is een geaarde veiligheidswandcontactdoos ver-
eist. De elektrische aansluiting moet in overeenstemming met de VDE-richtlijnen
worden uitgevoerd en moet bij voorkeur in een extra kast worden onderge-
bracht. De netvoeding van het apparaat moet 230 V/50 Hz bedragen. De elek-
trische vermogensopname vindt u bij de Technische gegevens op pagina 37.
De aansluitleiding moet zo worden gelegd dat ze bij het werken met het appa-
raat niet door de warmte wordt beschadigd.
Inbouw
Inbouwmaten
De dikte van het aanrechtblad moet tussen 30 en 40 mm bedragen. De afstand
aan de zijkant t.o.v. hoge kasten moet ten minste 60 mm bedragen. Om goed
te kunnen werken mag de afstand echter niet minder dan ca. 300 mm bedra-
gen. Houd voor een naadloze montage de separate montageinstructie "Naadlo-
ze montage" aan.
GWS 307, GKS 324, GKS 644, GKS 954