PROBLEEMOPLOSSING
WAARSCHUWING! Raadpleeg de
hoofdstukken Veiligheid.
WAT MOET JE DOEN ALS ...
Probleem
Je kunt de kookplaat niet in-
schakelen of bedienen.
Je kunt een constant piep-
geluid horen.
Je kunt de maximale warm-
testand niet instellen voor
één van de kookzones.
Er klinkt een geluidssignaal
en de kookplaat wordt uitge-
schakeld.
Als de kookplaat wordt uit-
geschakeld, klinkt er een ge-
luidssignaal.
De kookplaat wordt uitge-
schakeld.
De restwarmte-indicator
gaat niet aan.
22
Mogelijke oorzaak
De kookplaat is niet aangeslo-
ten op een stopcontact of niet
goed geïnstalleerd.
De zekering is doorgeslagen.
Je stelde gedurende 60 secon-
den geen kookstand in.
Je hebt 2 of meer sensorvelden
tegelijkertijd aangeraakt.
Pauze is in werking.
Water of vetvlekken op het be-
dieningspaneel.
De elektrische aansluiting is
verkeerd.
De andere zones verbruiken het
maximaal beschikbare vermo-
gen.
Je kookplaat werkt correct.
Je hebt iets op een of meer
sensorvelden geplaatst.
Je hebt iets op het sensorveld
geplaatst.
De zone is niet heet omdat de-
ze slechts kortstondig is ge-
bruikt, of de sensor is bescha-
digd.
Oplossing
Controleer of de kookplaat goed
aangesloten is op het lichtnet.
Verzeker je ervan dat de zekering
de oorzaak van de storing is. Als
de zekeringen keer op keer door-
slaan, neem je contact op met
een erkende installateur.
Schakel de kookplaat opnieuw in
en stel de kookstand binnen 60
seconden in.
Raak slechts één sensorveld aan.
Zie "Pause".
Reinig het bedieningspaneel.
Trek de stekker van de kookplaat
uit het stopcontact. Laat de in-
stallatie controleren door een er-
kende elektricien.
Verlaag de warmtestand van de
andere kookzones die op dezelf-
de fase zijn aangesloten. Zie
'Stroommanagement'.
Verwijder het voorwerp van de
sensorvelden.
Verwijder het voorwerp van het
sensorveld.
Als de zone voldoende lang ge-
bruikt is om heet te zijn, neem je
contact op met een erkende ser-
vicedienst.