Tabel 6. Opties voor System Setup—Opstartmenu (vervolg)
Opstarten
Windows Boot Manager:
Opstartoptie voor Bestandsverkenner
verwijderen
Windows Boot Manager:
UEFI-OPSTARTMODUS
HDD1: Windows Boot Manager
UEFI ingebouwde LAN IPv4
UEFI ingebouwde LAN IPv6
Tabel 7. Opties voor System Setup—Exit menu (Menu afsluiten)
Afsluiten
Exit Saving Changes (Afsluiten met
wijzigingen opslaan)
Save Change Without Exit (Opslaan
zonder afsluiten)
Exit discarding Changes (Afsluiten met
wijzigingen negeren)
Optionele systeeminstellingen laden
Wijzigingen verwijderen
Het BIOS updaten
Het BIOS flashen
Over deze taak
Mogelijk moet u het BIOS flashen wanneer er een update beschikbaar is of na het vervangen of terugplaatsen van het moederbord.
Volg deze stappen om het BIOS te flashen:
Stappen
1. Zet de computer aan.
2. Ga naar www.dell.com/support.
3. Klik op Product support (productondersteuning), voer de servicetag van uw computer in en klik op Submit (verzenden).
OPMERKING:
Als u niet beschikt over de servicetag, gebruikt u de functie automatisch detecteren of handmatig bladeren voor
uw model computer.
4. Klik op Drivers & downloads (Stuurprogramma's en downloads) > Find it myself (Ik vind het zelf).
5. Selecteer het besturingssysteem dat op uw computer is geïnstalleerd.
6. Scroll naar beneden op de pagina en vouw BIOS uit.
7. Klik op Downloaden om de laatste versie van de BIOS voor uw computer te downloaden.
68
Systeeminstallatie
Toont het standaard UEFI-opstartpad van het besturingssysteem van de computer
en maakt het mogelijk om te navigeren en het EFI-bestand en te selecteren.
OPMERKING:
De optie kan anders zijn op het Linux besturingssysteem.
Toont het Dell-opstartpad van de standaard opstartoptie.
OPMERKING:
De optie kan anders zijn op het Linux besturingssysteem.
Toont de apparaat-ID van de Secundaire storage van de computer.
Toont de apparaat-ID van de ingebouwde IPv4 LAN-controller met ondersteuning
voor UEFI.
Toont de apparaat-ID van de ingebwoude IPv6 LAN-controller met ondersteuning
voor UEFI.
Sluit de systeeminstallatie af en sla de wijzigingen op die in de installatieopties zijn
aangebracht.
Sla de wijzigingen op die zijn aangebracht in de systeeminstallatie en ga verder met de
installatie.
Sluit de systeeminstallatie af zonder de wijzigingen op te slaan die in de
installatieopties zijn aangebracht.
Laad de fabriekssysteeminstellingen in de systeeminstallatieopties.
Negeer eventuele wijzigingen die zijn aangebracht in de systeeminstallatie en ga door
met de installatie.