14 Bevestigingen voor kabelbinders
Met de bevestigingen voor kabelbinders kan de lokale
bedrading met kabelbinders aan de schakelkast worden
bevestigd voor trekontlasting.
15 Inlaat voedingsbedrading
16 Inlaat lokale hoogspanningsbedrading
17 Inlaat lokale laagspanningsbedrading
18 Inlaat compressorkabel
19 Interfacerelais K1A
20 Bedradingsbruggen
21 Zekering F1
22 Zekering F2
6.
D
E WATERKRING ONTWERPEN
Dit hoofdstuk verschaft richtlijnen voor het ontwerpen van de
waterkring.
Dit hoofdstuk bevat tevens voorzorgsmaatregelen en richtlijnen die
de in deze handleiding beschreven unit beïnvloeden.
Hoofdstuk
"7.6. Waterleidingen" op pagina 20
die tijdens het installeren van de in deze handleiding beschreven unit
uitgevoerd dienen te worden.
LET OP
Het is ten zeerste aangewezen om een bijkomende filter
op de waterkring van de verwarming te monteren. Om
daarbij
stukjes
metaal
verwarmingsleidingen te verwijderen, wordt geadviseerd
een magneet- of cycloonfilter te gebruiken om fijne
deeltjes te verwijderen. Kleine deeltjes kunnen de unit
beschadigen en worden niet door de standaardfilter van de
warmtepomp verwijderd.
6.1. Het type warmtegeneratoren selecteren
Het selecteren van de warmtegeneratoren wordt aan de eind-
gebruiker overgelaten. De keuze van de warmtegeneratoren zal de
nodige watertemperatuur bepalen die de unit dan moet genereren.
De volgende bereiken kunnen bepaald worden op basis van de voor
de warmtegeneratoren nodige watertemperatuur:
1.
Lage temperatuur (temperatuur uittredend water tussen 25°C
en 40°C).
Typisch voorbeeld: vloerverwarming.
2.
Gemiddelde temperatuur (temperatuur uittredend water tussen
40°C en 55°C).
Typisch voorbeeld: lagetemperatuursradiatoren en -convectoren.
3.
Hoge temperatuur (temperatuur uittredend water tussen 55°C
en 75°C).
Typisch voorbeeld: radiatoren.
Na de keuze van de warmtegeneratoren dient de capaciteit van deze
warmtegeneratoren bepaald te worden en hieruit, hun maten voor de
verschillende kamers, evenals waar ze in de verschillende kamers
geplaatst zullen worden.
Een belangrijke parameter voor de warmtegeneratoren is het
temperatuurverschil tussen het instromend water en het uittredend
water.
Dit verschil bepaalt het waterdebiet in de installatie.
Tot slot dient het plan van de leidingen vanuit de warmtebron tot de
verschillende warmtegeneratoren getekend te worden.
Dit plan zal uiteindelijk de volgende belangrijke parameters bepalen:
I
het minimum watervolume in het systeem
I
het maximum watervolume in het systeem
I
het minimum- en maximumdebiet van het water in het systeem
I
het maximum drukverschil in het systeem.
Montagehandleiding
9
bevat de handelingen
afkomstig
uit
de
lokale
LET OP
In geval van vernieuwingen of renovaties zal het
watersysteem reeds bepaald zijn. Het is uiterst belangrijk
voor
dit
soort
installaties
parameters te kennen.
6.2. Algemene voorzorgsmaatregelen betreffende de
waterkring
Controleer de volgende punten vooraleer de montage van de unit
verder te zetten:
I
De maximum waterdruk is 3 bar.
I
De maximum watertemperatuur bedraagt 80°C.
I
Voorzie toereikende veiligheidsapparaten in de waterkring om
zeker te zijn dat de waterdruk nooit hoger wordt dan de
maximum toegestane druk in bedrijf (3 bar).
I
De afsluiters voor soepele slangen die met de unit geleverd
worden, dienen zo gemonteerd te worden dat een normaal
onderhoud uitgevoerd kan worden zonder het systeem te
moeten aflaten.
I
Alle lage punten van het systeem moeten worden voorzien van
aflaatstoppen om het circuit bij het onderhoud of eventuele
reparaties volledig te kunnen laten leeglopen. Een aflaatkraan is
voorzien in de unit om het water uit het watersysteem van de
unit af te laten.
I
Voorzie een goede afvoer voor de drukveiligheidsklep om te
voorkomen dat water in contact komt met elektrische onder-
delen.
I
Voorzie ontluchtingspunten op alle hoge punten in het systeem.
De ontluchtingspunten dienen zich op gemakkelijk bereikbare
punten te bevinden. De binnenunit is voorzien van een
automatische ontluchting. Controleer of deze ontluchtingsklep
niet te strak is vastgedraaid zodat automatische ontluchting van
het watercircuit mogelijk blijft.
I
Zorg ervoor dat de componenten in de lokale leiding bestand
zijn tegen de waterdruk en -temperatuur.
I
Gebruik altijd materialen die compatibel zijn met het water van
het systeem en met de materialen van de unit.
I
Selecteer de leidingdiameter op basis van de vereiste water-
stroming en de beschikbare ESP van de pomp.
Let bij het ontwerpen van het hydraulisch systeem altijd op de
beschikbare statische druk van de binnenunit.
HXHD125
120
110
100
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0
5 7 9 11 13 15 17 19 21 23
om
de
bovenvermelde
25
27
29
31 33
35
37
flow [l/min]
HXHD125AV1B + HXHD200AY1B
Binnenunit van het VRV IV-systeem
4P513552-3 – 2017.11
39 41