nl
7.4
Elektrische aansluiting
7.5
Bediening met frequentie-omvor-
mer
8
Inbedrijfname
8.1
Vullen en ontluchten
16
Inbedrijfname
GEVAAR
Gevaar voor elektrocutie
Indien de elektrische aansluiting verkeerd is uitgevoerd bestaat gevaar voor elektro-
cutie.
■ Laat de elektrische aansluiting uitsluitend uitvoeren door een door de lokale elek-
triciteitsleverancier goedgekeurde elektricien en conform de lokaal geldende voor-
schriften.
■ Voorafgaand aan de elektrische aansluiting moet de pomp spanningsvrij en bevei-
ligd zijn tegen onbevoegde herinschakeling.
■ Om een veilige installatie en bediening te garanderen, moet de pomp correct wor-
den geaard met de aardterminals van de spanningsvoorziening (Fig. 6).
ƒ
Verifieer dat de gebruikte nominale stroom, spanning en frequentie overeenkomen
met de gegevens op het typeplaatje van de pomp.
ƒ
De pomp moet op de stroomvoorziening worden aangesloten met behulp van een
kabel uitgerust met een contrastekker of een hoofdschakelaar.
ƒ
De driefasemotoren moeten worden aangesloten op een goedgekeurde veilig-
heidsinstallatie. De nominale stroominstelling moet overeenkomen met de waarde
die op de sticker van de motor staat vermeld.
ƒ
Enkelfasige motoren zijn standaard uitgerust met thermische motorbeveiliging;
hierdoor stopt de pomp als de toegestane temperatuur van de wikkeling wordt
overschreden en start deze automatisch weer zodra deze weer is afgekoeld.
ƒ
De aansluitkabel moet zo worden geleid dat deze nooit in contact komt met het
hoofdriool en/of het pomphuis en het motorhuis.
ƒ
De pomp/installatie moet conform de lokale voorschriften worden geaard.
ƒ
Er moeten passende maatregelen worden genomen ter bescherming tegen uitval
van de isolatie. Gebruik bijvoorbeeld een lekstroom-veiligheidsschakelaar. Het on-
derbrekingsvermogen van de overstroombeveiligingen moet groter zijn dan de
veronderstelde kortsluitstroom in de apparaten.
ƒ
De aansluiting op de stroomvoorziening moet overeenkomen met het elektrische
aansluitschema (Fig. 6).
WAARSCHUWING
Risico op verwondingen en binnendringen van water in het gebied van de
verbinding
Neem de aandraaimomenten in acht (Fig. 7)
Neem de diameterwaarde van de kabelwartelbekabeling in acht om IP55-bescher-
ming te garanderen (zie Fig. 7/[E]):
M20 = min. Ø 6 – max. Ø 12
M25 = min. Ø 13 – max. Ø 18
Het is mogelijk om het toerental van de pomp aan te passen met een frequentie-om-
vormer. De grenswaarden voor de instelling van het toerental zijn als volgt:
40 % nominaal ≤ n ≤ 100 % nominaal. Bij het aansluiten van de frequentie-omvormer
en het in bedrijf nemen moeten de installatie- en inbedrijfnamevoorschriften van de
frequentie-omvormer worden opgevolgd. Om overbelasting van de motorwikkeling te
voorkomen, wat zou kunnen leiden tot beschadiging en ongewenst lawaai, kan de fre-
quentie-omvormer geen spanningsstijgingen met toerentalniveaus hoger dan 500 V/μs
of spanningspieken U > 650 V produceren.
Om spanningsstijgingen met dergelijke toerentalniveaus mogelijk te maken, moet een
LC-filter (motorfilter) worden geïnstalleerd tussen de frequentie-omvormer en de mo-
tor. De specificaties voor dit filter moeten door de fabrikant van de frequentie-omvor-
mer / het filter worden verstrekt. Regelapparatuur met een frequentie-omvormer gele-
verd door Wilo hebben een geïntegreerd filter.
Controleer of het waterniveau in het reservoir en de toevoerdruk voldoende zijn.
WILO SE 02/2022