Februari 2019
4. Bevestig het behuizingsdeksel van de transmitter weer op zijn plaats; hierbij
wordt aanbevolen om het deksel aan te halen totdat er geen ruimte meer is
tussen het deksel en de behuizing, om te voldoen aan de voorschriften voor
drukvastheid.
2.4
Instellen van de simulatieschakelaar
De simulatieschakelaar bevindt zich op het elektronicagedeelte. Hij wordt
in combinatie met de simulatiesoftware voor de transmitter gebruikt voor
het simuleren van procesvariabelen en/of waarschuwingen en alarmen.
Om variabelen en/of waarschuwingen en alarmen te simuleren moet de
simulatieschakelaar op de ingeschakelde stand worden gezet en moet de
software via de host ingeschakeld worden. Om de simulatie uit te schakelen
moet de simulatieschakelaar op de uitgeschakelde stand worden gezet of moet
de softwarematig gesimuleerde parameter via de host uitgeschakeld worden.
Afbeelding 4. Transmitterprintplaat
A. Simulatieschakelaar
B. Beveiligingsschakelaar
2.5
Sluit de bedrading aan en schakel het apparaat in
Gebruik koperdraad met een doorsnede die groot genoeg is om ervoor te
zorgen dat de spanning over de voedingsaansluitingen van de transmitter niet
tot onder 9 V d.c. zakt. De voedingsspanning kan variëren, met name onder
abnormale omstandigheden, zoals bij gebruik van accuvoeding. Onder normale
bedrijfsomstandigheden wordt een voedingsspanning van ten minste 12 V d.c.
aanbevolen. Gebruik van afgeschermde kabel van type A met getwiste
draadparen wordt aanbevolen.
Volg de onderstaande stappen voor bedrading van de transmitter:
1. Sluit voor voeding van de transmitter de voedingsdraden aan op de
aansluitklemmen die op het etiket op het aansluitblok staan aangegeven.
Aluminium
A
B
Snelstartgids
Gepolijst 316 RVS
7