4.
Beschrijving van het apparaat
Zie fig. 1:
voorzijde van het apparaat.
Hieronder volgt een beschrijving van de in fig. 1 aangegeven informatie- en
bedieningselementen.
1 Polariteitsmarkering, voor het vaststellen van de DC-stroomrichting met
behulp van polariteitweergave,
2 Kraag om aanraken van aders te voorkomen,
3 Openingshendel om de stroomtang te opene,
4 AutoSense, symbool van de AUTOTEST-functie
5 Zero, weergave nulmeting bij DC-stroommetingen,
6 APO, verschijnt bij Auto Power Off geactiveerd (apparaat schakelt na 20
min. uit),
, verschijnt bij gevaarlijke spanning > 30 V,
7
8 Polariteitsweergave, één polarisatie van de polariteitmarkeringen wordt
met "-" gemarkeerd,
9 Symbool voor lege batterijen,
J Toets (grijs), met de volgende functies:
-
POWER, voor het aan- en uitschakelen van de BENNING CM 5-1,
-
(AUTO) POWER OFF, activeren/ deactiveren van de automatische
uitschakeling,
-
ZERO-meting, nulmeting bij DC-stroommetingen,
-
(AUTO) HOLD, automatische opslag van de meetwaarde,
-
HOLD, opslag van de meetwaarde,
K COM-contactbus,
weerstandsmetingen en doorgangstest,
L Contactbus (positief
M Bereikweergave,
N LoZi, staat voor de lage ingangsweerstand bij spanningsmetingen (4 kΩ ...
375 kΩ),
O Auto, HOLD en AutoHOLD, worden weergegeven wanneer de betreffende
meetwaardenopslag actief is,
Digitale weergave, voor de meetwaarde en de weergave van overschrijding
van het bereik,
AUTO BACKLIT, sensor van de automatische achtergrondverlichting,
Meettang om rondom éénaderige stroomvoerende leiding te plaatsen,
Betreft automatische polariteitsaanduiding voor gelijkspanning
1)
5.
Algemene kenmerken
5.1 Algemene gegevens van de stroomtang/ multimeter
5.1.1
De numerieke waarden zijn op een display (LCD) af te lezen met 4
cijfers van 14 mm hoog, met een komma voor de decimalen. De grootst
mogelijk af te lezen waarde is 9999.
5.1.2
De polariteitsaanduiding 8 werkt automatisch. Er wordt slechts één
pool t.o.v. de contactbussen/ polariteitsmarkering 1 aangeduid met „-".
5.1.3
De BENNING CM 5-1 wordt met de toets (grijs) J aan- en
uitgeschakeld. Om het uit te schakelen de toets ongeveer 3 seconde
ingedrukt houden.
5.1.4
Metingen buiten het bereik van de meter worden aangeduid met „OL"
of „-OL", alsmede gedeeltelijk met een akoestisch signaal.
NB: Geen aanduiding of waarschuwing bij overbelasting.
5.1.5
Nulmeting (ZERO)
Het ongeveer 1 seconde indrukken van toets (grijs) J zorgt voor een
nulmeting bij gelijkstroommetingen. Dit wordt weergegeven door het
knipperen van "ZERO" 5 op de digitale display.
5.1.6
Meetwaardenopslag "HOLD": Door de toets (grijs) J in te drukken
wordt het meetresultaat opgeslagen. Op de display gaat het symbool
"HOLD" O branden. Door de toets J opnieuw in te drukken schakelt
het apparaat terug naar de meetmodus.
Bij geactiveerde meetwaardenopslag "HOLD" herkent de multimeter
een van de display afwijkend meetsignaal, wanneer het meetsignaal
met een gelijke eenheid 50 eenheden hoger wordt of wanneer
een meetsignaal van een andere meetfunctie wordt gemeten. De
verandering van het meetsignaal wordt weergegeven door een
knipperend display en door een ononderbroken alarmsignaal.
5.1.7
Automatische meetwaardenopslag "AutoHOLD" (alleen voor AC/
DC-stroommetingen vanaf 3 A): Als bij ingeschakeld apparaat de
toets (grijs) J meer dan 5 seconde wordt ingedrukt, dan gaat op
de display "AutoHOLD" O knipperen en is de "AutoHOLD"-functie
geactiveerd. Wanneer de multimeter een constante meetwaarde meet,
dan klinkt het zoemersignaal drie maal en wordt de meetwaarde met
het "AutoHOLD"-symbool 5 seconde op de display weergegeven. Door
de toets (grijs) J in te drukken wordt de meetwaarde opgeslagen. Bij
09/ 2009
gezamenlijke
) voor V, Ω en
1
BENNING CM 5-1
contactbus
voor
,
spannings-,
73