Download Print deze pagina

Baker Hughes Panametrics dew.IQ Gebruikershandleiding pagina 95

Advertenties

Chapter 6. Onderhoud en service
Mogelijke oorzaak
Dauwpunt op het
Antwoord: Waarden te nat of te droog.
monsternamepunt
Actie: Waarden kunnen correct zijn wanneer het monsterpunt
verschilt van het
en de hoofdstroom niet onder de zelfde procesomstandigheden
dauwpunt van de
werken. De verschillende procesomstandigheden veroorzaken
hoofdstroom.
dat waarden afwijken. Indien het monsternamepunt en de
hoofdstroomomstandigheden dezelfde zijn, controleer
de systeemleidingen en elke leiding tussen het monstersysteem
en de hoofdstroom op lekken. Controleer het monstersysteem
ook op waterabsorberende oppervlakken zoals rubberen of
plastic buizen, filters van het papiertype of
condenswateropvangapparaten. Verwijder of vervang de
besmettende onderdelen door onderdelen in roestvrij staal.
Sensor of
Antwoord: Waarden te nat of te droog
sensorschild wordt
Actie: Reinig de sensor en het sensorschild en installeer
aangetast door
daarna de sensor opnieuw.
verontreinigers uit
het proces
Sensor is vervuild
Antwoord: Hoge dauwpuntwaarden.
met geleidende
Actie: Reinig de sensor en het sensorschild en installeer
partikels.
daarna de sensor opnieuw. Installeer ook een correcte filter
(d.w.z samengebakken of samensmeltend element).
Antwoord: Waarden te nat of te droog
Sensor is
gecorrodeerd
Actie: Stuur de sonde terug naar de fabriek voor evaluatie.
Stroompartikels
Antwoord: Waarden te nat of te droog.
veroorzaken
Actie: Stuur de sonde terug naar de fabriek voor evaluatie.
afslijting.
6.4
Vervangen/opnieuw kalibreren van vochtsondes
Voor een maximale nauwkeurigheid dienen de vochtsondes om de 6-12 maanden, afhankelijk van het gebruik,
teruggebracht te worden om deze opnieuw te laten kalibreren. Onder zeer zware omstandigheden worden frequentere
kalibraties aanbevolen terwijl onder zeer zachte omstandigheden minder frequente kalibraties noodzakelijk zijn.
Contacteer een technicus inzake BH-toepassingen voor de specifiek voor u aanbevolen kalibratiefrequentie.
Een nieuwe of opnieuw gekalibreerde sonde dient geïnstalleerd te worden overeenkomstig de instructies in
Hoofdstuk 2, Installatie.
IMPORTANT: Om een goed contact te behouden bij het aansluitblok en om het beschadigen van de pennen op de
bedradingsconnector te voorkomen, trekt u de connector recht (niet onder een hoek) uit het
aansluitblok. Dan maakt u de kabelverbindingen terwijl de connector uit de eenheid is. Wanneer tot slot
de bedrading afgerond is, duwt u de connector recht op het aansluitblok (niet onder een hoek).
Nadat de sonde werd geïnstalleerd en bedraad, voert u de sondekalibratiecurvegegevens in zoals omschreven in
Hoofdstuk 5, Programmering van het menu Instellingen. Elke sonde wordt verzonden met zijn eigen Calibration Data
Sheet (Blad met kalibratiegegevens),
welke het serienummer voor deze sonde omvat.
2
Antwoord en actie
dew.IQ Gebruikershandleiding

Advertenties

loading