2.
Maak de Alarm A en Alarm B-verbindingen met de bovenste aansluitblokconnector, zoals aangegeven in Table 3
on page 24.
3.
Steek de connector van het bovenste aansluitblok opnieuw in achterkant van de dew.IQ.
2.6.4.2
Aansluiten van het foutalarm
Indien ingeschakeld, gaat het dew.IQ -foutalarm af wanneer één of meer van de volgende fouten optreden:
stroomstoring, bereikfout (configureerbaar) of bewakingsfunctiesysteem reset
Note:
De bewakingsfunctie is een toezicht circuit dat de eenheid automatisch reset wanneer een systeemfout
optreedt.
Het foutalarm heeft twee mogelijke bedieningsmodi:
•
Beveiligingsmodus: Gebruikt pennen 2 en 3, verschaft een "normaal gesloten"-contact. Wanneer de dew.IQ
werkt in een niet-foutstatus, wordt het foutalarmrelais onder stroom gezet om het contact tussen pennen 2 en 3
te openen. Wanneer er een fout optreedt, zal het foutalarmrelais spanningsloos geschakeld worden om het
contact tussen pen 2 en 3 te sluiten en het alarm te triggeren.
•
Onbeveiligde modus: Gebruikt pennen 1 en 2, verschaft een "normaal open"-contact. Wanneer de dew.IQ werkt
in een niet-foutstatus, wordt het foutalarmrelais spanningsloos geschakeld met een open contact tussen
pennen 1 en 2. Wanneer een fout optreedt wordt het foutalarmrelais onder spanning gezet om het contact tussen
pennen 1 en 2 te sluiten en het alarm te triggeren.
IMPORTANT: Zorg ervoor dat de stroom uitgeschakeld is alvorens van start te gaan.
Om het foutalarmrelais van bedrading te voorzien, voert u de volgende stappen uit:
1.
Verwijder de connector van het bovenste aansluitblok aan de achterkant van de dew.IQ (zie Figure 30 on
page 24 hieronder).
IMPORTANT: Om een goed contact te behouden aan elk aansluitblok en om schade aan de pennen op de klem te
voorkomen, verwijdert u de klem recht (niet in een hoek), maakt u kabelverbindingen terwijl de
aansluiting uit de eenheid is en plaatst u de aansluiting recht (niet in een hoek) wanneer u klaar bent
met het aanbrengen van de bedrading.
2.
Maak de foutalarmverbindingen met de bovenste aansluitblokconnector, zoals aangegeven in Table 3 on
page 24.
3.
Steek de connector van het bovenste aansluitblok opnieuw in achterkant van de dew.IQ.
2.6.5
Aansluiten van de invoerstroom
Er zijn drie invoerstroomconfiguraties beschikbaar voor de dew.IQ:
•
Netsnoer (niet gebruikt voor wandmontage-eenheden)
•
DC-voedingsklemmen (beschikbaar voor alle configuraties)
•
AC-voedingsklemmen (beschikbaar voor alle configuraties)
Ga verder naar de passende sectie om uw invoerstroom aan te sluiten.
2.6.5.1
Het netsnoer aansluiten
Om het netsnoer dat vervat zit bij de dew.IQ aan te sluiten, steekt
u eenvoudigweg het vrouwelijke connectoreinde van de kabel in het mannelijke connectoreinde in het achterpaneel
van de dew.IQ
(zie Figure 31 hieronder en Figure 32 on page 27).
Note:
Deze configuratie wordt niet gebruikt voor wandmontage-eenheden onder AC-stroom.
dew.IQ Gebruikershandleiding
Chapter 2. Installatie
25