Bedieningsmogelijkheden
Via WLAN interface
Configureren van het internetprotocol van de mobiele terminal
LET OP
Wanneer de WLAN-verbinding wordt verbroken tijdens de configuratie, kunnen
uitgevoerde instellingen verloren gaan.
‣
Waarborg dat de WLAN-verbinding niet worden verbroken tijdens het configureren van
het instrument.
LET OP
In principe moet tegelijkertijd toegang tot het meetinstrument via de service-interface
(CDI-RJ45) en de WLAN-interface vanaf dezelfde mobiele terminal worden vermeden.
Dit kan een netwerkconflict veroorzaken.
‣
Activeer slechts één service-interface (CDI-RJ45 service-interface of WLAN-interface).
‣
Wanneer simultane communicatie nodig is: configureer verschillende IP-adresbereiken,
bijv. 192.168.0.1 (WLAN-interface) en 192.168.1.212 (CDI-RJ45 service-interface).
Voorbereiden van de mobiele terminal
‣
Schakel WLAN-ontvangst op de mobiele terminal in.
Maak een verbinding van de mobiele terminal met het meetinstrument
1.
In de WLAN-instellingen van de mobiele terminal:
Kies het meetinstrument met de SSID (bijv. EH_Prosonic Flow_400_A802000).
2.
Kies, indien nodig, de WPA2-versleutelingsmethode.
3.
Voer het wachtwoord in: serienummer van het instrument af fabriek (bijv.
L100A802000).
LED op displaymodule knippert: het is nu mogelijk het meetinstrument met de
webbrowser, FieldCare of DeviceCare te bedienen.
Het serienummer is vermeld op de typeplaat.
Om een betrouwbare en snelle toekenning van het WLAN-netwerk aan het meetpunt te
waarborgen, verdient het aanbeveling de SSID-naam te wijzigen. Het moet mogelijk zijn
om duidelijk de nieuwe SSID-naam aan het meetpunt (bijv. tagnaam) toe te kennen
omdat deze wordt getoond als het WLAN-netwerk.
Verbinding verbreken
‣
Na configuratie van het instrument:
Verbreek de WLAN-verbinding tussen de bedieningseenheid en het meetinstrument.
Starten van de webbrowser
1.
Start de webbrowser op de computer.
28
Proline 400 HART
Endress+Hauser