c
b
d
c
a
Servicedeksel (met bedradingsschema)
b
Opening voor kabels
c
Aansluiting van elektrische voeding
d
Kabelbinder (accessoire)
e
Aansluiting van gebruikersinterface en transmissiekabel
Voorbeeld van een compleet systeem
1 gebruikersinterface bestuurt 1 binnenunit.
a
TO IN/D
TO OUT/D
N
L
N
L
N L
N L
P
P
F
F
T
T
P
P
F
F
1
2
1
2
1
2
1
2
1
b
P
P
P
P
1
2
1
2
c
a
Buitenunit
b
Binnenunit
c
Gebruikersinterface
d
Meest stroomafwaarts gelegen binnenunit
OPMERKING
Voor het gebruik van groepsbesturing en de bijbehorende
beperkingen, zie de handleiding van de buitenunit.
VOORZICHTIG
▪ Elke binnenunit moet op een aparte gebruikersinterface
worden aangesloten. Alleen een afstandsbediening die
compatibel is met het veiligheidssysteem kan als
gebruikersinterface worden gebruikt. Zie de technische
data
sheet
voor
afstandsbediening (bv. BRC1H52/82*).
▪ De gebruikersinterface moet in dezelfde kamer als de
binnenunit
worden
montagehandleiding en gebruiksaanwijzing van de
gebruikersinterface voor meer informatie.
VOORZICHTIG
Indien afgeschermde kabel wordt gebruikt, sluit de
afscherming alleen aan aan de kant van de buitenunit.
FXFA20~125A2VEB
VRV-systeemairconditioner
3P599604-1E – 2022.02
10~15
7
70~90
(mm)
N
L
N
L
N L
N L
T
T
P
P
F
F
T
T
P
P
F
F
2
1
2
1
2
1
2
1
2
1
2
1
2
P
P
P
P
1
2
1
2
de
compatibiliteit
van
geplaatst.
Zie
15
Inbedrijfstelling
d
OPMERKING
e
Algemene controlelijst inbedrijfstelling. Behalve de
instructies voor de inbedrijfstelling in dit hoofdstuk, staat er
ook een algemene controlelijst voor de inbedrijfstelling op
het Daikin Business Portal (aanmelden vereist).
e
Deze algemene controlelijst voor de inbedrijfstelling is een
aanvulling op de instructies in dit hoofdstuk en kan worden
gebruikt als leidraad en sjabloon voor rapportage bij de
b
inbedrijfstelling en de overdracht aan de gebruiker.
OPMERKING
a
Laat de unit ALTIJD werken met de thermistoren en/of
druksensoren/-schakelaars. Zo NIET kan de compressor
vuur vatten.
15.1
Controlelijst voor de
inbedrijfstelling
1 Controleer na de installatie van de unit de hierna vermelde
punten.
2 Sluit de unit.
3 Schakel de unit in.
Lees de volledige instructies voor installatie en gebruik,
zoals beschreven in de uitgebreide handleiding voor de
installateur en de gebruiker.
Installatie
Controleer of de unit correct is geïnstalleerd om
abnormale geluiden en trillingen te voorkomen bij het
d
opstarten van de unit.
T
T
1
2
Afvoer
De afvoer moet vlot stromen.
Mogelijk gevolg: Er kan condenswater naar beneden
druppelen.
Lokale bedrading
Controleer of de lokale bedrading volgens de in het
hoofdstuk
"14 Elektrische
instructies, de bedradingsschema's en de geldende
wetgeving is uitgevoerd.
Voedingsspanning
Controleer
voedingspaneel. De spanning MOET overeenstemmen
met de spanning op het naamplaatje van de unit.
Aardingsbedrading
Controleer of de aardingskabels goed zijn aangesloten en
de aardingsklemmen stevig zijn vastgemaakt.
Zekeringen, stroomonderbrekers of beveiligingen
de
Controleer of de zekeringen, de stroomonderbrekers of de
lokaal geïnstalleerde beveiligingen van het in het
hoofdstuk
"14 Elektrische
de
en grootte zijn. Controleer of er geen zekering of
beveiliging is overbrugd.
Interne bedrading
Controleer of er geen losse aansluitingen of beschadigde
elektrische
componentenkast en binnenin de unit zichtbaar zijn.
Leidingdiameter en leidingisolatie
Installeer leidingen met de juiste diameter en isoleer ze
zoals voorgeschreven.
15 Inbedrijfstelling
installatie" [ 4 20] beschreven
de
voedingsspanning
op
installatie" [ 4 20] vermelde type
componenten
in
de
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
het
lokale
elektrische
21