Voorbeeld bedrading
Bevestig de voedingsbedrading van elk systeem met een
schakelaar en zekering, zoals op
wordt getoond.
1
Elektrische voeding
2
Hoofdschakelaar
3
Zekering
4
Buitenunit
5
Binnenunit
6
Afstandsbediening (optioneel accessoire)
Voorbeeld compleet systeem (3 systemen)
Bij gebruik van 1 afstandsbediening voor 1 binnenunit.
(Normale werking) (Zie
afbeelding 11
Gebruik met 2 afstandsbedieningen
Voor groepsbesturing
(Zie afbeelding 14)
Het is niet nodig om een binnenunitadres toe te wijzen
NOOT
bij gebruik van de groepsbediening. Het adres wordt
automatisch ingesteld wanneer de stroom wordt
aangezet.
Om te voldoen aan EN/IEC 61000-3-12
NOOT
volgende bedrading worden overwogen:
(a) In de afbeelding getoond met gemeenschappelijke voeding
(b) Europese/Internationale Technische Norm die de beperkingen vastlegt voor
harmonische stromen geproduceerd door apparatuur die is aangesloten op
laagspanningssystemen met een ingangsstroom >16 A en ≤75 A per fase.
Voorzorgsmaatregelen
1.
Er kan een enkele schakelaar worden gebruikt voor het voeden
van
de
units
op
hetzelfde
stroomverbrekers voor aftakkingen moeten echter zorgvuldig
worden geselecteerd.
2.
Gebruik bij een groepsbediening de afstandsbediening voor de
binnenunit met de meeste mogelijkheden.
3.
Alle transmissieleidingen met uitzondering van die van de
afstandsbediening zijn gepolariseerd en moeten overeenkomen
met het symbool op het klemmenbord.
4.
Sluit in het geval van groepsbediening de bedrading van de
afstandsbediening
aan
verschillende apparaten in de groep gelijktijdig moeten werken
(bedrading van de hulpunit is niet noodzakelijk).
5.
Sluit bij de bediening van het simultaan werkend systeem met
2 afstandsbedieningen, de bedrading aan op de hoofdunit
(bedrading van de hulpunit is niet noodzakelijk).
6.
Zorg ervoor dat u de bedrading aansluit op de hoofdunit bij
combinatie met een simultaan werkend multimodel met
groepsbediening.
7.
Sluit de aardingsdraad niet aan op gas- of waterleidingen,
bliksemafleiders of de aardedraad van een telefooninstallatie.
Verkeerde aarding kan een elektrische schok tot gevolg hebben.
afbeelding 11
en
afbeelding 12
en
afbeelding
12)
(a)
(Zie afbeelding 13)
(a)
(b)
, moet de
1 2 3
L N
systeem.
Schakelaars
op
de
hoofdunit
wanneer
Lokale instelling
De veldinstelling dient met behulp van de afstandsbediening te
worden aan de hand van de installatieomstandigheden.
Instellingen kunnen worden uitgevoerd door "Modusnr.",
"EERSTE CODENR." en "TWEEDE CODENR." te wijzigen.
Zie
"Veldinstelling"
afstandsbediening voor details over de instelling en werking.
Instelling voor optionele accessoires
Raadpleeg de gebruiksaanwijzingen meegeleverd met de optionele
accessoires en voer de nodige instellingen uit indien er optionele
accessoires worden aangesloten.
Instelling externe statische druk
De instelling voor externe statische druk kan op 2 manieren gebeuren:
Met behulp van de automatische luchtstroomaanpassings-
functie
De automatische luchtstroomaanpassing betreft het volume van
uitblaaslucht dat automatisch is aangepast op de nominale
hoeveelheid.
1
Zorg dat het proefdraaien gebeurt met een droge spoel.
Als de spoel niet droog is, laat de unit dan 2 uur alleen met de
ventilator draaien om de spoel te drogen.
2
Controleer of de voedingsbedrading naar de airconditioner en
de installatie van de leiding is voltooid.
Als een sluitdemper op de airconditioner is geïnstalleerd, zorg
dan dat deze open staat.
Controleer ook of de luchtfilter goed is bevestigd in de
luchtdoorgang aan de luchtaanzuigzijde van de airconditioner.
3
Als er meer dan een luchtinlaat en -uitlaat is, pas de dempers
dan zo aan dat het luchtdebiet van elke luchtinlaat en -uitlaat
overeenstemt met het nominale luchtdebiet.
Zorg dat de airconditioner in ventilatormodus staat. Druk op
knop
voor
aanpassing
afstandsbediening om het luchtdebiet te veranderen naar H of L.
4
De automatische luchtstroomaanpassing instellen.
Wanneer de airconditioner draait in ventilatormodus, voert u de
volgende stappen uit:
-
stop de airconditioner,
-
ga naar de lokale instellingsmodus,
en
-
selecteer modusnr. 21 (of 11 in geval van groepsinstelling),
-
stel het eerste codenr. in op "7",
-
stel het tweede codenr. in op "03".
Ga terug naar de normale bedieningsmodus na deze
instellingen en druk op de AAN/UIT-knop. Het bedrijfslampje
gaat branden en de airconditioner start de ventilatormodus voor
automatische luchtstroomaanpassing.
Pas de dempers niet aan terwijl de ventilator in bedrijf
is voor automatische luchtstroomaanpassing.
de
Na 1 tot 8 minuten stopt de airconditioner automatisch wanneer
de ventilatormodus voor automatische luchtstroomaanpassing is
uitgevoerd en het bedrijfslampje gaat uit.
Eerste
Modusnr.
codenr.
11 (21)
in
de
montagehandleiding
van
de
luchtstroom
Tweede
codenr.
Inhoud van de instellingen
01
Luchtstroomaanpassing is UIT
Voltooiing van
7
02
luchtstroomaanpassing
03
Start van luchtstroomaanpassing
van
de
op
de
8