Inbedrijfstelling
Elektronische regeling brandstof - lucht
Elektronische regeling
brandstof - lucht
Dit gecombineerde nauwkeurige
regelsysteem past de debieten van de
brandstof en van de lucht op uniforme
wijze aan, zodat een optimale regeling
van de brandstof-lucht verhouding over
het gehele gebied van de regeling wordt
verkregen. Deze continue regeling
activeert elk vermogenspunt binnen het
regelbereik afhankelijk van de
warmtebehoefte.
Elektronische eenheid
Op de luchtklep en op de gasklep zijn
servomotoren gemonteerd die deze
organen in de juiste stand zetten. In de
fabriek is de luchtkromme van de
mechanische modulatie ingesteld, zodat
de luchtklep dicht is bij de minimale
instelling en open bij de maximale
instelling.
Bij de inbedrijfstelling van de brander,
worden de vastgelegde posities
toegewezen aan de instelorganen voor
de brandstof en de lucht in functie van
het vermogen van de brander. Tijdens
de werking van de brander worden deze
posities met een grote nauwkeurigheid
bereikt. Deze nauwkeurigheid is een
basisvoorwaarde voor elke duurzame
en schone verbranding.
Indien nodig moet de gasdruk worden
gecorrigeerd op de gasdrukregelaar.
Gas
Lucht
48
Belangrijk!
De uitgaande gasdruk (geregelde
gasdruk) moet altijd lager zijn dan de
ingaande gasdruk, maar hoger dan het
totale drukverlies van de installatie.
Tijdens de progressieve regeling van
de punten van de belasting
(brandstofdebiet, luchtdebiet), moet
de gecombineerde elektronische
regelaar worden verplaatst in
overeenstemming met de instructies
van de inbedrijfstelling.
Indien mogelijk moet op elk punt een
brandstofmeting worden gedaan.
Optionele uitrusting: besturing van
de draaisnelheid
De branders kunnen optioneel worden
uitgerust met een besturing van de
draaisnelheid. In het bijzonder voor
langdurige werkingen van de brander
met gedeeltelijke belasting, kan door het
langzamer draaien van de ventilator
elektrische energie worden bespaard en
de brander stiller werken. In deze
situatie wordt de draaisnelheid van de
ventilator gemeten door middel van een
namur-sensor en bestuurd in functie van
het vermogen om de geprogrammeerde
instelwaarde te verkrijgen.
02/2018 - Art. Nr. 4200 1087 2100B
Optionele uitrusting:
Regeling O2 / Regeling CO
Voor een beter rendement van de
installatie, kan de branderautomaat een
restzuurstofregeling of CO-regeling
hebben (CO-regeling alleen bij gebruik
van een Lamtec branderbesturing). Een
O2-meetsensor, gekoppeld aan een
zirconiumoxidesensor, meet de
restzuurstof in de rookgassen van de
verbrandingsinstallatie die wordt
gebruikt als waarde voor correctie door
de verbrandingsmanager. Dankzij de
O2-regeling kunnen fluctuaties in de
omgevingsomstandigheden worden
opgeheven (bijvoorbeeld: temperatuur
van de verbrandingslucht, vochtigheid,
variatie van het calorisch vermogen,
enz.) en het voor de compensatie
noodzakelijke luchtoverschot sterk
worden verminderd. Elke afwijking ten
opzichte van de ingestelde waarde
wordt geregeld door een correctie van
de draaisnelheid van de ventilator of van
de positie van de luchtkleppen. Indien er
een CO-regeling is (alleen mogelijk in
gasmodus), wordt, naast de
restzuurstof, ook het CO-percentage
van de rookgassen gemeten. Door de
correctie van de draaisnelheid van de
ventilator of van de positie van de
luchtkleppen kan het luchtoverschot
worden verlaagd tot de "CO-limiet". De
grootheden voor de correctie worden
bepaald door een
"initialisatieprocedure" die specifiek is
voor de installatie en tijdelijk opgeslagen
in de verbrandingsmanager. Hierdoor
wordt het mogelijk het technische
rendement van de verbranding van de
installatie in het gehele
vermogensgebied te maximaliseren en
de verbranding te optimaliseren. Meer
informatie hierover kunt u vinden in de
documentatie van de fabrikant van de
elektronische verbrandingsmanager.
1a
Gasregelklep met servomotor
1b
Luchtregelklep met servomotor
2
Brander
3
Ketel
4
Turbine voor de
verbrandsingslucht
1c
FGR-regelklep met servomotor
----
optioneel