3
Reinig de zoomring en camerabedieningen.
Let op dat u de objectiefontgrendeling of
de vergrendeling of veiligheidssloten op
de connector en deksels van het
batterijvak/de geheugenkaartsleuf niet
aanraakt, druk op de pop-upknop voor
de flitser om de ingebouwde flitser op te
klappen en beweeg enkele keren de
camera voorzichtig van de ene naar de andere zijde en bedien
P
vervolgens de zoomring van het objectief en de resterende
camerabedieningen om zout en ander vuil te verwijderen.
4
Veeg droog.
Droog de camera en objectiefcilinder met
een zachte, droge doek. Water,
vingerafdrukken en ander vuil op het
voorste objectiefelement moeten
onmiddellijk worden verwijderd door
voorzichtig het glas met een zachte, droge
doek af te vegen. Gebruik geen kracht.
5
Bewaar in de schaduw.
Plaats, zonder het objectief te
verwijderen, de camera op een droge
doek zoals aangeduid en laat het drogen
in een schaduwrijke, goed geventileerde
ruimte. Water stroomt weg uit de
zoomring, de drukegalisatie-ontluchting
en de gaten in de afdekking van de
microfoon en luidspreker.
6
Reinig de binnenzijden van de afdekkingen.
Na bevestiging dat er geen water of
ander vuil op de camera is
achtergebleven, open langzaam de
connector en deksels van het
batterijvak/de geheugenkaartsleuf en
verwijder waterdruppels, zand of ander
vuil uit het binnenste met een zachte,
droge doek.
72