C
BEDIENING
1
2
3
1
32
OPMERKING
De flexibele lucht afvoer slang moet tijdens werking van het apparaat
korter zijn dan 1 meter, om de best mogelijke prestaties te leveren. De
lengte van deze slang is op de capaciteit van het apparaat berekend, het
gebruik van een andere slang of van een verlengstuk kan storingen van
het apparaat veroorzaken. De afgevoerde lucht moet ongehinderd
kunnen verdwijnen, anders kan dit oververhitting van het apparaat tot
gevolg hebben. Zorg er daarom voor dat er geen knikken of kronkels in
de afvoerslang zitten.
Steek de stekker in het stopcontact.
Druk op de
-toets om de airconditioner in te schakelen.
Met de
-toets kunt u de gewenste functie instellen. Door op de
drukken verspringt de functie van het apparaat als volgt:
Koelen, het groene lampje gaat branden.
Ontvochtigen, het oranje lampje gaat branden.
Lucht circuleren, het gele lampje gaat branden.
KOELEN
Wanneer het apparaat in deze functie is ingesteld kunt u de volgende
handelingen verrichten:
•
Met de
-toets kunt u de gewenste ventilatorsnelheid instellen. Door op
de
-toets te drukken verspringt de ventilatorsnelheid als volgt:
Hoogste snelheid
Middelste snelheid
Laagste snelheid
•
Met de knoppen
(tussen 16°C en 32°C). Het display toont deze instelling. Tijdens het
instellen van de temperatuur gaat het lampje "set temp" branden. Na 15
seconden zal de gemeten kamertemperatuur verschijnen. Het lampje
"Room temp" zal gaan branden.
Het hangt af van de omgevingscondities af of de gewenste temperatuur
ook werkelijk bereikt kan worden: Het is normaal wanneer de kamer
temperatuur boven de "set temp" blijft.
en
wordt de gewenste temperatuur ingesteld
-toets te