3.5.4
Systeemmelding
Het aandrijfsysteem bewaakt zichzelf continu en
geeft een gedetecteerde storing aan als
systeemmelding met behulp van een getal.
Afhankelijk van de aard van de storing schakelt
het systeem zichzelf zo nodig automatisch uit.
Een tabel met alle systeemmeldingen bevindt zich
in paragraaf 6.2. Hulp bij systeemmeldingen vindt
u in paragraaf 8.5 Eerste hulp.
3.5.5
ABS-controlelampje
Het controlelampje van het antiblokkeersysteem
moet na het opstarten van het systeem branden
en na het wegrijden bij ca. 5 km/h doven.
Wanneer het ABS-controlelampje na het
opstarten van het elektrische aandrijfsysteem niet
brandt, is de ABS defect en wordt de berijder daar
aanvullend door middel van de getoonde
storingscode op het display op gewezen.
Wanneer het controlelampje na het wegrijden niet
dooft op tijdens het rijden gaat branden, duidt dat
op een storing in het antiblokkeersysteem. Het
antiblokkeersysteem is dan niet meer actief. De
reminstallatie zelf blijft werken, alleen is de
antiblokkeersysteemregeling niet beschikbaar.
Bij een brandend ABS-controlelampje is de ABS-
functie niet actief.
Aanwijzing
Het controlelampje van het antiblokkeersysteem
kan gaan branden wanneer onder extreme
rijomstandigheden de toerentallen van het voor-
en achterwiel sterk van elkaar afwijken, bv. bij
rijden op het achterwiel of wanneer het wiel
ongewoon lang zonder contact met de
ondergrond draait (montagestandaard). Daarbij
wordt het antiblokkeersysteem uitgeschakeld.
Aanwijzing: om het antiblokkeersysteem weer te
activeren, moet de pedelec worden gestopt en
opnieuw worden opgestart (uit- en weer
inschakelen).
MY21P01 - 46_1.0_20.08.2020
Overzicht
31