Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Montage; Unitopstelling; Voorwaarden Bij Koppeling Met Een Kachel En Een Rookafzuigsysteem - DencoHappel COM mini Gebruikershandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

4

Montage

4.1

Unitopstelling

4.1.1 Voorwaarden bij koppeling met een kachel en een rookafzuigsysteem

Bij kachels werkend op om-
gevingslucht
Bij kachels niet verbonden
met de omgevingslucht
PR-2012-0029-NL • Wijzigingen voorbehouden • K1-07/2013
OPMERKING VOOR DE OPSTELLING EN DE MONTAGE VAN DE UNIT
Hier vindt u informatie over het opstellen en de montage van de unit.
Het opstellen en monteren mag uitsluitend worden uitgevoerd door vakmannen, die
op basis van hun vakopleiding en ervaring beschikken over voldoende kennis over
de desbetreffende voorschriften inzake ongevallenpreventie en de algemeen
erkende veiligheidstechnische en medische regels
OPMERKING OVER HET VERPLAATSEN VAN DE UNIT
Indien units naar een andere plaats verplaatst werden, moeten deze units zoals
in het hoofdstuk "Inbedrijstelling" beschreven opnieuw in bedrijf genomen worden.
OPGELET!
In de studiefase moet men zeker een afspraak maken met de schoorsteenveger van
de regio.
Het bewijs van een veilige werking moet door de installateur geleverd en ook gedo-
cumenteerd worden.
Bij een gelijktijdige werking van kachels die werken op omlucht en compacte luchtgroe-
pen zijn er beperkingen waarmee men rekening dient te houden.
– De onderdruk aan de omluchtzijde mag niet groter dan 4Pa zijn.
– de kachel op omgevingslucht moet voorzien zijn van een beveiliging volgens DIBt
– De beveiliging moet in geval van storing de luchtgroep uitschakelen
– het voor de kachel noodzakelijke buitenluchtdebiet moet apart van datgene van de
luchtinstallatie voorzien worden.
– voor kachels met verbrandingslucht afkomstig uit de ruimte dient men de plaatselij-
ke voorschriften na te leven
– Afvoergassen moeten apart afgevoerd worden en mogen niet naar de compacte
luchtgroep afgevoerd worden!
Er mogen enkel luchtgroepen gebruikt worden, die
– bij alle bedrijfscondities een constant toevoer-en afvoerluchtdebiet garanderen
– waarbij de antivriesschakeling via de buitenluchtopwarming of de indirecte afvoer-
luchtopwarming een uitgebalanceerde werking garandeert.
– waarbij de retourluchtventilator automatisch uitschakelt indien de pulsieluchtventi-
lator in storing gaat.
– De beveiliging in het lokaal moet in geval van storing de luchtgroep uitschakelen.
Indien deze voorwaarden niet worden nageleefd, mag er enkel een niet omgevings-
luchtgebonden kachel ingebouwd worden die voldoet aan de DIBt (Duits Instituut voor
gebouwtechniek) productnorm.
Bij het gebruik van een kachel die niet verbonden is met de omgevingslucht en die vol-
doet aan de DIBt productnorm zijn er geen beperkingen bij gelijktijdige werking van de
luchtgroepen, wanneer de onderdruk van de ruimte van 8-10°C (afhankelijk van de
DIBT toelating) niet overschreden wordt.
– Er mogen enkel luchtbehandelingsunits toegepast worden die - bij alle soorten con-
dities - zoals vervuilde filters of lage buitentemperaturen een constant toevoer- en
afvoerluchtdebiet garanderen.
– Wanneer in de opstellingsruimte de onderdruk groter dan 8-10Pa is, dan is de
kachel omgevingsluchtafhankelijk! (beperking qua toelating zie hierboven) In dit
geval is een veiligheidsvoorziening die beantwoordt aan actuele normen noodza-
kelijk!
Montage
13

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Com4mini 750Com4mini 1500Com4mini 2200

Inhoudsopgave