Bovengrenswaarde van het display.
De waarden boven de ingestelde
grenswaarde worden op het display
ovrHi
weergegeven met het
symbool.
ALr1, ALr2, ALr3, ALr4
Parameter
Beschrijving
symbool
P_A1
Signaalbron voor het alarm.
P_A2
P_A3
P_A4
Type alarm. In figuur 11 zijn de
alarmtypes grafisch weergegeven.
tYP1
tYP2
tYP3
tYP4
PrL1
Onderste alarmgrens.
PrL2
PrL3
PrL4
PrH1
Bovenste alarmgrens.
PrH2
PrH3
PrH4
dLY1
Alarm schakelvertraging in
dLY2
seconden.
dLY3
dLY4
Houd het alarmsignaal vast. Als de
functie is ingeschakeld, wordt de
alarmsignalering wordt niet
uitgeschakeld en blijft ingeschakeld
tot het moment van handmatige
LEd1
uitschakeling met behulp van de
LEd2
LEd3
toetscombinatie
LEd4
Deze functie heeft alleen invloed op
de signalering van het alarm. De
relaiscontacten zullen schakelen
volgens het geselecteerde
alarmtype.
-19999..99999
Wijzigingsbereik
InP1 - Hoofdingang (weergegeven
waarde).
- RTC.
Hour
n-op - normaal (overgang van 0 naar 1).
n-off - normaal (overgang van 1 naar 0).
on - aan
OFF - uit
H_on - permanent aan; totdat het
alarmtype wordt gewijzigd, wordt de
alarmuitgang permanent ingeschakeld.
H_oFF - permanent uitgeschakeld; totdat
het alarmtype wordt gewijzigd, wordt de
alarmuitgang permanent uitgeschakeld.
-19999..99999
-19999..99999
-19999..99999
oFF - functie uit
on - functie aan
.
16
Tabel 4