Parameter
Max. druk
Definieert de maximale waterdruk.
Drukwachterfunctie (alleen bij geactiveerde druksensor, [Pressure Config]=Aan, zie tab. 5-1):
Als de gemeten waarde de ingestelde waarde overschrijdt, wordt er een waarschuwing gege-
nereerd.
Target druk
Definieert de nagestreefde waterdruk.
Drukwachterfunctie (alleen bij geactiveerde druksensor, [Pressure Config]=Aan, zie tab. 5-1):
Als de gemeten waarde de ingestelde waarde onderschrijdt met meer dan de in de parameter
[Max. drukverlies] ingestelde waarde, wordt er een waarschuwing gegenereerd.
Max. drukverlies
Definieert het maximaal aanvaardbare drukverlies in de verwarmingsinstallatie.
Drukwachterfunctie (alleen bij geactiveerde druksensor, [Pressure Config]=Aan, zie tab. 5-1):
Als de gemeten waarde de in de parameter [Target druk] ingestelde waarde met meer dan de
ingestelde waarde onderschrijdt, wordt er een waarschuwing gegenereerd.
Relaistest
Manuele aansturing van de afzonderlijke relais voor tests. Na deze parameter met de draai-
knop te hebben bevestigd, wordt op de display de lijst van relais 1 - 9 met Uit selectievakjes
weergegeven. Als een relais wordt Uit geselecteerd en bevestigd met de draaiknop, wordt het
Uit selectievakje aangevinkt en wordt het betreffende relais geactiveerd. Er zijn meerdere se-
lecties mogelijk.
Relais 1: Uitgang J1 (interne verwarmingscirculatiepomp),
Relais 2: Uitgang J14 (circulatiepomp - ),
Relais 3: Contact A op Uitgang J2 (omschakelventiel 3UVB1),
Relais 4: Contact B op Uitgang J2 (omschakelventiel 3UVB1)
Relais 5: Uitgang J12, omschakelventiel 3UV DHW, "Dicht"
Relais 6: Uitgang J12, omschakelventiel 3UV DHW "Open"
Relais 7: Aansluiting J3 (potentiaalvrij relais: sluiter B-B1) - AUX
Relais 8: Aansluiting J3 (potentiaalvrij relais: Wisselaar A-A1/A-A2) - AUX
Relais 9: Uitgang J10 (elektriciteitsvoorziening A1P)
Tab. 5-2 Parameter in draaischakelaarstand "Configuratie", niveau "Systeemconfiguratie"
Afhankelijk van de softwareversie kunnen in dit niveau
afzonderlijke informatieparameters worden weerge-
geven die niet in tab. 5-2 staan beschreven. Zie
daartoe tab. 5-12.
5.2.3 Niveau "Config. verwarming"
Parameter
HC Function
Instelling definieert aard van de aanvoertemperatuurregeling.
0: Weersgestuurde aanvoertemperatuurregeling
1: Regeling met vaste voorgeschreven aanvoerwaarde, al naargelang van verwarmings,
koel- of lagetemperatuurmodus
T-vorstbev
Uit: Geen vorstbescherming van de verwarmingskring
Anders: Als de buitentemperatuur onder de geprogrammeerde waarde daalt, schakelt
de installatie zichzelf in vorstbeschermingsmodus (inschakelen van de pompen). De
functie wordt beëindigd wanneer de buitentemperatuur boven de ingestelde waarde + 1
K ligt.
Isolatie
Instelling van de gebouwisolatienorm. Daardoor worden de gemiddelde buitentempera-
tuur en de automatische aanpassingen van de verwarmingscurve en de verwarmingstij-
den beenvloed.
Screed
Functie om estrik te drogen
Uit: Uitgeschakeld
Aan: De aanvoerstreeftemperatuur wordt naargelang het geprogrammeerde estrikpro-
gramma geregeld. De dag waarop de vloerfunctie wordt geactiveerd, telt niet mee voor
de looptijd van het vloerprogramma. De eerste dag begint dan om 00:00 uur. Op de dag
van de activering wordt voor de resterende tijd met de aanvoerstreeftemperatuur van de
eerste programmadag verwarmd (zie hoofdstuk 3.6.13).
Screed Program
Instelling van het stuurprogramma van de estrikopwarming. Voor een maximale duur
van 28 dagen kan men voor iedere dag afzonderlijk een eigen aanvoerstreeftemperatuur
instellen. Het einde van het estrikprogramma wordt door de eerste Dag met de nage-
streefde waarde "- - - -" gedefinieerd (zie hoofdstuk 3.6.13).
Verwarmen
Stookgrens D
Instelling van de automatische zomeruitschakeling van de verwarmingswerking. Als de
gemiddelde buitentemperatuur die de regelaar meet de ingestelde waarde met meer
dan 1 K overschrijdt, wordt de verwarmingskring uitgeschakeld. De verwarming wordt
weer vrijgegeven als de buitentemperatuur onder de ingestelde grens daalt.
Stookgrens N
Instelling van de verwarmingsgrens ter 'uitschakeling' van de verwarmingskring in lage-
temperatuurwerking (werkwijze zoals parameter [Stookgrens D]).
Stooklijn
Alleen als parameter [HC Function] = 0:
Instelling van de verwarmingscurve. De verwarmingscurve toont in welke mate de aan-
voerstreeftemperatuur van de verwarmingskring afhankelijk is van de buitentemperatuur
(zie hoofdstuk 3.6.2).
Daikin RoCon HP
Daikin Regeling
008.1420832 – 05/2014
Beschrijving
Uitgang pomp
menger "Open"
menger "Dicht"
Beschrijving
5
x
Parameterinstellingen
Toegang
Instelbereik
Fabrieksin-
Min/Max
stelling
BE
HF
N
E
0,1 - 5,0 bar
3,0 bar
N
E
0,1 - 5,0 bar
0,9 bar
N
E
0,1 - 5,0 bar
0,5 bar
N
E
Toegang
Instelbereik
Fabrieksin-
Min/Max
stelling
BE
HF
N
E
0 - 1
E
E
Uit,
0 °C
-15 tot +5 °C
E
E
Uit
laag
laag
Normaal
Goed
Uitstekend
N
E
Uit
Aan
N
E
10 - 70 °C per
verwarmings-
tab. 3-11
dag
E
E
Uit, 10 - 40 °C
19 °C
E
E
Uit, 10 - 40 °C
10 °C
E
E
0,0 - 3,0
Resolutie
0,1 bar
0,1 bar
0,1 bar
-
Resolutie
0
1
1 °C
-
Uit
-
Zie
1 °C
0,5 °C
0,5 °C
0,5
0,1
Gebruiksaanwijzing
35