Temperatuuraanduiding
Op het display geeft de bovenste tem-
peratuuraanduiding bij normaal ge-
bruik de gemiddelde, werkelijke
temperatuur van de koelzone en de
onderste temperatuuraanduiding de
hoogste temperatuur in de diep-
vrieszone op dat moment aan.
Het kan zeker een paar uur duren voor-
dat de gewenste temperaturen worden
bereikt en constant worden aangege-
ven. Dat hangt van de kamertempera-
tuur en de instelling af.
Is de temperatuur in de diep-
vrieszone vrij lange tijd hoger dan
-18 °C, controleer dan of de diep-
vriesproducten geheel of gedeeltelijk
zijn ontdooid.
Is dat het geval, gebruik deze voe-
dingsmiddelen dan zo snel mogelijk
of kook of braad ze, alvorens ze op-
nieuw in te vriezen!
Temperatuur instellen
Verlaag of verhoog de temperatuur
met de beide sensortoetsen en
van de desbetreffende koelzone.
Bij het drukken op de temperatuur-
toetsen ziet u op het display het vol-
gende veranderen:
- Wanneer u voor het eerst erop drukt,
dan knippert de temperatuurwaarde
die u het laatst hebt ingesteld.
- Vanaf de tweede keer dat u erop
drukt, verandert de temperatuurwaar-
de in stappen van 1 °C.
- Als u de toets niet loslaat, verandert
de temperatuurwaarde continu.
De juiste temperatuur
Ongeveer 5 seconden nadat u voor het
laatst op een temperatuurtoets gedrukt
hebt, verschijnt in de temperatuuraan-
duiding automatisch de temperatuur-
waarde die op dat moment in het des-
betreffende gedeelte heerst.
Mogelijke temperatuurinstellingen
- De temperatuur in de koelzone kan
worden ingesteld van 2 °C tot 7 °C.
- De temperatuur in de diepvrieszone
kan worden ingesteld van -14 °C tot
-27 °C.
Tip: Heeft u de temperatuur gewijzigd,
controleer dan de temperatuurweergave
en wel na ca. 6 uur wanneer er weinig
levensmiddelen in het toestel liggen
en na ca. 24 uur wanneer het toestel
goed vol zit. Pas dan is de ingestelde
temperatuur bereikt.
Is de temperatuur dan nog te hoog of
te laag, wijzig de temperatuur dan.
27