d.w.z. dat door een beweging in het vertrek de hoofdverlichting weer
wordt ingeschakeld, als de lichtsterkte onder de inschakeldrempel
ligt. In dit geval wordt de hoofdverlichting na het verstrijken van
de nalooptijd uitgeschakeld en wordt de oriëntatieverlichting
ingeschakeld, als deze geactiveerd is. Na het verstrijken van de
nalooptijd van de oriëntatieverlichting wordt de nachtverlichting
ingeschakeld, als deze geactiveerd is.
4.3 Halfautomatisch (HALF)
Oriëntatieverlichting
Hoofdverlichting
uit
Nalooptijd
Als de door de lichtsensor gemeten waarde onder de ingestelde
inschakeldrempel ligt, leidt een gedetecteerde beweging tot het
inschakelen van de oriëntatieverlichting. Na het verstrijken van de
nalooptijd van de oriëntatieverlichting wordt de nachtverlichting
ingeschakeld, als deze geactiveerd is.
In deze bedrijfsmodus moet de hoofdverlichting handmatig via een
aangesloten knop worden ingeschakeld. Na het verstrijken van de
nalooptijd wordt de hoofdverlichting uit- en de oriëntatieverlichting
ingeschakeld, als deze geactiveerd is.
Tot 10 seconden na het verstrijken van de nalooptijd van de
hoofdverlichting wordt deze door beweging automatisch weer
ingeschakeld. Na deze periode moet opnieuw op de knop worden
gedrukt.
Ook in deze modus kan de hoofdverlichting op elk moment
handmatig via de knop worden uitgeschakeld. De hoofdverlichting
en de ledring blijven uitgeschakeld zolang er beweging wordt
gedetecteerd (projectormodus). Door elke gedetecteerde beweging
wordt de nalooptijd opnieuw gestart. Als gedurende een nalooptijd
geen beweging wordt gedetecteerd, wordt de functie beëindigd.
Vervolgens wordt opnieuw de oriëntatieverlichting ingeschakeld,
wanneer een beweging wordt gedetecteerd en de gemeten
lichtsterkte onder de inschakeldrempel ligt.
Als de nachtverlichting op „permanent" is ingesteld, dan wordt deze
ingeschakeld zodra de gemeten lichtwaarde onder de ingestelde
inschakeldrempel ligt. Ook in dit geval kan cyclisch de ledring
gedurende 1 seconde worden uitgeschakeld en de actuele lichtsterkte
worden gemeten, zodat de nachtverlichting bij voldoende lichtsterkte
wordt uitgeschakeld.
Oriëntatieverlichting
Nachtverlichting
Nalooptijd
Nalooptijd
4.4 Master-slavemodus
Hoofdverlichting
Oriëntatieverlichting
Master
uit
Oriëntatieverlichting
Slave
Wanneer meerdere melders gekoppeld worden gebruikt, moet
één apparaat het masterapparaat zijn en als zodanig worden
geconfigureerd. De andere apparaten worden via de smartphone-
app als slaveapparaat gedefinieerd. Zowel op het masterapparaat
als op de slaveapparaten kunnen knoppen worden aangesloten.
L
N
T1
E1
S
N
L NO
NO
C1
Master
Het als slave gedefinieerde apparaat dient om bewegings- en
knopsignalen door te geven aan het masterapparaat, dat vervolgens
de hoofdverlichting dienovereenkomstig schakelt. Oriëntatie- en
nachtverlichting worden daarentegen op elk slaveapparaat
afzonderlijk ingesteld.
Zowel bij ingeschakelde hoofdverlichting als ook in projectormodus
verzendt het masterapparaat een „LED UIT"-telegram naar de
slaveapparaten, zodat deze de ledverlichting uitschakelen. Dit wordt
elke 2 seconden herhaald.
5. Daglichtafhankelijke uitschakeling
Nadat de verlichting is ingeschakeld, berekent de melder intern
een uitschakeldrempel. De actuele lichtwaarde moet een bepaalde
tijdsduur boven deze uitschakeldrempel liggen voordat de melder de
hoofdverlichting uitschakelt (uitschakelvertraging).
Om een ongewenst veelvuldig en onnodig in- en uitschakelen van
de verlichting te voorkomen, wacht de melder, nadat de verlichting
daglichtafhankelijk is uitgeschakeld, ook een bepaalde tijdsduur
(inschakelvertraging) voordat de verlichting door een nieuwe
beweging weer kan worden ingeschakeld.
6. Functies van een druk op de knop (extern)
(voor het schakelschema zie hoofdstuk „Master-slavemodus", voor een
verklaring van de functies zie hoofdstuk „Korte beschrijving van de
functies")
Er wordt onderscheid gemaakt tussen een korte druk op de knop
en een lange druk op de knop. Een korte druk op de knop duurt
Nachtverlichting
Master
Nachtverlichting
Slave
T2
R
S
N
L NO
NO
R
C1
Slave
3