3.4.
Het waterleidingwerk voorbereiden
De unit is uitgerust met een waterinlaat en -uitlaat die worden
aangesloten op een watercircuit. Het watercircuit dient door een
installateur geïnstalleerd te worden en moet voldoen aan de geldende
wetgeving.
Opmerking
De unit mag enkel worden gebruikt in combinatie met een
gesloten watersysteem. Toepassing in combinatie met een
open watercircuit kan overmatige corrosie van de
waterleidingen veroorzaken.
Voordat u aan het waterleidingnetwerk werkt, moet u de volgende
punten controleren:
de maximale waterdruk bedraagt 10 bar,
de minimale watertemperatuur bedraagt 5°C,
de maximale watertemperatuur bedraagt 50°C
(ventilatorconvectoren met 2 leidingen) en 70°C
(ventilatorconvectoren met 4 leidingen),
zorg dat onderdelen die in de "field piping" zitten bestand zijn
tegen de waterdruk en -temperatuur,
zorg voor de nodige beschermingsmechanismen in het
watercircuit om te verzekeren dat de waterdruk nooit de
maximaal toegelaten bedrijfsdruk overschrijdt,
zorg voor een geschikte afvoer voor de veiligheidsklep (indien
geïnstalleerd) om te vermijden dat water in contact komt met
elektrische onderdelen,
zorg dat het waterdebiet overeenkomt met de onderstaande
tabel,
waterdebiet
FWC06-09B7TV1B
FWC06-09B7FV1B
Tabel 3.1: Maximaal en minimaal waterdebiet
plaats afsluitkleppen bij de unit zodat normaal onderhoud kan
worden uitgevoerd zonder het systeem te moeten laten
leeglopen,
plaats aftapkranen op alle laagste punten van het systeem om
het circuit volledig leeg te laten kunnen lopen gedurende
onderhoud of reparatie van de unit,
plaats ontluchtingsventielen op alle hoogste punten van het
systeem. De kleppen moeten worden geplaatst op punten die
gemakkelijk bereikbaar zijn voor reparatiewerken. Er is een
manueel ontluchtingsventiel gemonteerd op de unit,
gebruik altijd materialen die bestand zijn tegen een mengsel
van water en maximum 40% glycol,
selecteer een diameter voor de leidingen afgestemd op het
nodige waterdebiet en de beschikbare ESP (External Static
Pressure – Externe statische druk) van de systeempomp.
De installatie van de ventilatorconvector voorbereiden
FWC
Ventilatorconvectoren
4PW64525-1B – 2014.03
De installatie van de ventilatorconvector voorbereiden
Minimaal
Maximaal waterdebiet
(l/min.)
(l/min.)
5,4
36
5,4
36 koelingconvector +
18 verwarmingsconvector
3.5.
Het elektrische leidingwerk voorbereiden
De unit moet worden aangesloten op de voeding. Alle "field wiring" en
onderdelen moeten worden geplaatst door een installateur en moeten
voldoen aan de geldende wetgeving.
Waarschuwing
Een hoofdschakelaar of ander afsluitmiddel met
gescheiden contactpunten op alle polen, moet in de vaste
bedrading worden geïntegreerd in overeenstemming met
de geldende wetgeving.
Voordat u de elektrische bedrading aansluit, moet u de volgende
punten controleren:
gebruik enkel koperdraad,
alle "field wiring" moet gebeuren volgens het bedradingsschema
dat is meegeleverd met de unit,
beknel gebundelde kabels nooit en zorg dat de kabels niet in
contact komen met de leidingen en met scherpe hoeken. Zorg
dat er geen externe druk wordt uitgeoefend op de
aansluitklemmen,
zorg dat er aarding is. Verbind de aarding van de unit niet via een
nutsleiding, piekspanningsbeveiliging of telefoonaarding.
Onvolledige aarding kan een elektrische schok veroorzaken,
installeer een aardlekdetector volgens de geldende wetgeving.
Als u dat niet doet, kan dit een elektrische schok of brand
veroorzaken. De aardlekdetector is geen meegeleverd
onderdeel,
installeer de vereiste zekeringen of stroomonderbrekers.
De zekering of stroomonderbrekers zijn niet meegeleverde
onderdelen.
Informatie
De in deze handleiding beschreven apparatuur kan
elektronische ruis veroorzaken die wordt gegenereerd door
radiofrequentie-energie. De apparatuur voldoet aan de
specificaties die zijn ontworpen om redelijke bescherming
te bieden tegen dergelijke interferentie. Er bestaat echter
geen garantie dat er zich geen storing zal voordoen bij een
bepaalde installatie.
Het wordt daarom aanbevolen om de apparatuur en de
elektrische bedrading op voldoende afstand van
stereoapparatuur, computers, enz. te installeren.
In extreme omstandigheden is een afstand van 3 m of meer
vereist.
Elektrische eigenschappen
Model
Fase
Frequentie (Hz)
Spanningsbereik (V)
Spanningstolerantie (V)
Maximale werkstroom (A)
Kortsluitingszekering (A) (niet
meegeleverd)
Tabel 3.2: Elektrische eigenschappen
(a)
Indien meer dan één unit stroom ontvangt van dezelfde voeding (zoals afgebeeld in
figuur 13: "Groepsbesturing of gebruik met 2 afstandsbedieningen"), houd de totale
stroomsterkte van de bedrading tussen de units kleiner dan 12 A. Sluit de lijn buiten de
klemmenstrook van de unit aan met elektrische standaardapparatuur wanneer u twee
stroomkabels gebruikt met een dikte van meer dan 2 mm². De aansluiting moet worden
beschermd om een gelijke of hogere mate van isolatie te creëren als/dan de
voedingsbedrading zelf.
FWC
1N~
50
220-240
±10%
0,9
(a)
16
Installatiehandleiding
4