4.7.
Het afvoerleidingwerk installeren
De ventilatorconvector installeren
4.7.1. De afvoerleidingen in het gebouw installeren
Zie figuur 3: "Installatie afvoerleiding".
a
Ophangstaaf
b
≥1/100 helling
Hou de leidingen zo kort mogelijk en laat ze naar beneden
aflopen met een helling van minstens 1/100 zodat er geen lucht
in de leidingen blijft vastzitten. Zie
pagina
10.
Als de afvoerslang niet voldoende kan afhellen, bevestig dan een
verhogende afvoerleiding op de afvoerslang (niet meegeleverd)
zoals afgebeeld in figuur 7: "Hoe afvoerleidingwerk installeren".
a
Plafondtegel
b
Ophangbeugel
c
Afvoerverhogende leiding (nominale diameter =
25 mm)
d
Afvoerslang (meegeleverd met de unit)
e
Metalen klem (meegeleverd met de unit)
Zorg dat de afmeting van de leiding even groot of groter is als/dan
de verbindingsleiding (25 mm binnendiameter).
Installeer de verhogende afvoerleidingen op een hoogte van
minder dan 675 mm.
Installeer de verhogende afvoerleidingen in de juiste hoek ten
opzichte van de unit en niet meer dan 300 mm van de unit.
Installeer de afvoerslang waterpas of licht omhoog gekanteld
(≤75 mm) om luchtbellen te voorkomen.
Isoleer het volledige afvoerleidingwerk in het gebouw.
Informatie
Bij het bundelen van meerdere afvoerleidingen, moeten de
leidingen worden geïnstalleerd zoals afgebeeld in figuur 17:
"Meerdere afvoerleidingen bundelen". Kies samenlopende
afvoerleidingen waarvan de afmetingen geschikt zijn voor
de bedrijfscapaciteit van de unit.
a
Samenlopende afvoerleidingen met T-verbinding
De ventilatorconvector installeren
FWC
Ventilatorconvectoren
4PW64525-1B – 2014.03
"Installatie afvoerleiding" op
De ventilatorconvector installeren
4.7.2. Sluit de afvoerleidingen aan op de unit
1
Duw de afvoerslang (meegeleverd met de unit) zo ver mogelijk
over de afvoermof zoals afgebeeld in de onderstaande figuur.
a
Fig. 4.8: De afvoerslang aansluiten
a
Afvoermof (vast aan de unit)
b
Afvoerslang (meegeleverd met de unit)
2
Span de metalen klem aan tot de schroefkop minder dan 4 mm
van het metalen klemonderdeel is verwijderd, zoals afgebeeld in
de figuur 8: "Afsluitplaat wikkelen".
a
Afvoermof (vast aan de unit)
b
Afvoerslang (meegeleverd met de unit)
c
Metalen klem (meegeleverd met de unit)
d
Afvoerafsluitplaat (meegeleverd met de unit)
e
Grote afsluitplaat (meegeleverd met de unit)
f
Afvoerleidingen (niet meegeleverd)
3
Wikkel de grote afsluitplaat (zoals afgebeeld in figuur 8:
"Afsluitplaat wikkelen") over de metalen klem en afvoerslang en
maak ze vast met klemmen.
De ventilatorconvector installeren
4.7.3. De afvoerleidingen testen
Controleer nadat het leidingwerk is voltooid of het afvoeren vlot
verloopt.
1
Voeg langzaam ongeveer 1 l water toe via de luchtuitlaat
(zie figuur 10: "Methode om water toe te voegen").
a
Plastic waterkan (buis moet ongeveer 100 mm
lang zijn)
b
Reparatieafvoeruitlaat (met rubber stop) (Gebruik
deze uitlaat om water uit de afvoerbak te laten
lopen)
c
Locatie condenswaterpomp
d
Afvoerleiding
e
Afvoermof
2
Controleer de afvoerstroom.
Indien het elektrisch bedradingswerk is voltooid
Controleer afvoerstroom tijdens het KOELEN, uitgelegd in
"De installatie testen" op pagina
Indien het elektrisch bedradingswerk niet is voltooid
1
Verwijder het deksel van de stuurkast. Sluit de
voeding (50 Hz, 220-240 V) aan op aansluitingen L
en N op de klemmenstrook van de voeding en sluit de
aardingskabel stevig aan.
2
Sluit het deksel van de stuurkast en zet de
stroom aan.
Gevaar: elektrische schok
Raak de condenswaterpomp niet aan.
b
13.
Installatiehandleiding
10