452163.69.10 · 02/2011 · Rei
Montage- en gebruiksaanwijzing
WWP L 60 A
8 Reiniging / onderhoud
8
Reiniging / onderhoud
8.1
Onderhoud
Om de lak te beschermen, moet u erop letten dat er geen voorwerpen tegen het toestel
aanleunen of erop gelegd worden. De buitendelen van de warmtepomp kunnen met
een vochtige doek en met gewone schoonmaakmiddelen schoongemaakt worden.
OPGELET!
Gebruik geen zand-, soda-, zuur- of chloorhoudende schoonmaakmiddelen, omdat
deze het oppervlak aantasten.
Om storingen door vuil in de warmtewisselaar van de warmtepomp te voorkomen, moet
ervoor worden gezorgd dat er geen vuil in de warmtewisselaar van het verwarmings-
systeem kan komen. Indien zich toch bedrijfsstoringen door vervuiling voordoen, moet
de installatie schoongemaakt worden zoals hieronder beschreven.
8.2
Reiniging aan de kant van de verwarming
Vooral bij het gebruik van stalen componenten kan zuurstof in de verwarmingswater-
kringloop oxidatieproducten (roest) veroorzaken. De roest komt via ventielen, circulatie-
pompen of kunststof buizen in het verwarmingssysteem terecht. Daarom moet er vooral
bij het volledige buizensysteem op een diffusiedichte installatie gelet te worden.
OPGELET!
Om afzettingen in de condensor van de warmtepomp te voorkomen (bijv. roest) wordt
aanbevolen een geschikt, tegen corrosie beschermend systeem te gebruiken.
Ook resten van smeer- en afdichtingsmiddelen kunnen het warme water vervuilen.
Indien de vervuiling zo groot is dat het de prestaties van de condensor in de warmte-
pomp belemmert, moet een installateur de installatie reinigen.
Volgens de huidige stand van kennis adviseren wij om te reinigen met een fosforzuur
van 5% of, indien er vaker moet worden gereinigd, met een mierenzuur van 5%.
In beide gevallen moet de reinigingsvloeistof op kamertemperatuur zijn. Het is raad-
zaam de warmtewisselaar tegen de normale doorstroomrichting in uit te spoelen.
Om te voorkomen dat zuurhoudend reinigingsmiddel in de kringloop van de verwar-
mingsinstallatie terechtkomt, raden wij aan het spoelapparaat direct op het vertrek en
terugloop van de condensor van de warmtepomp aan te sluiten.
Daarna moet er met geschikte, neutraliserende middelen nogmaals grondig gespoeld
worden, zodat beschadigingen door eventueel in het systeem achtergebleven resten
van een reinigingsmiddel worden voorkomen.
De zuren moeten voorzichtig worden gebruikt en de desbetreffende voorschriften moe-
ten in acht genomen worden.
In geval van twijfel moet met de fabrikant van het reinigingsmiddel worden overlegd!
15