Brandstoftank
WAARSCHUWING
Brandgevaar!
Neem bij het werken met dieselbrandstof de volgende veiligheidsmaatregelen in acht:
1. Rook niet.
2. Vul de tank nooit terwijl de motor draait.
3. Veeg gemorste brandstof onmiddellijk op.
Als u zich hier niet aan houdt, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Gebruik de contactsleutel om de deur (2) te openen die
zich aan de rechterbovenkant van de motorkap (1) be-
vindt.
Open het klepje (2) voor toegang tot de vuldop (3) van de
brandstoftank.
OPMERKING: maak het gebied rond de tankdop (3)
schoon alvorens te tanken en verwijder het filter niet uit
de nek van de brandstoftank.
LET OP: gooi geen vochtverwijderende producten (water-
afvoerend middel) in de brandstoftank aangezien de mo-
tor daardoor beschadigd kan raken.
OPMERKING: gebruik bij koud weer brandstof die ge-
schikt is voor die omgevingstemperatuur.
LET OP: vul bij koud weer de brandstoftank aan het einde
van elke werkdag bij om condensatie te voorkomen
Wanneer u de brandstofdop (3) aanbrengt, dient u ervoor
te zorgen dat hij precies in de nek zit en hem helemaal
vast te draaien tot aan de stop om hem te blokkeren.
De brandstoftank is uitgerust met een visuele maximum
peilmeter (4).
3 - BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-24
1
SMIL16MEX2656AB
2
SMIL16MEX2657AA
3
SMIL16MEX2658AA
W0099A