7
Bediening
Als alle noodzakelijke controles zijn uitgevoerd en in orde zijn, mag het aggregaat worden bediend.
Het aggregaat moet gestart worden, voordat het spanning kan opwekken en stroom kan leveren
aan verbruikers.
Het starten en stoppen kan handmatig of automatisch.
Handmatig:
Automatisch:
Daarnaast moet de hoofdschakelaar bediend worden om de spanning te kunnen leveren aan de
verbruikers.
Het aggregaat wordt door de gebruiker gepland gestart en gestopt.
Het aggregaat kan extern aangestuurd worden. Met de externe sturing
wordt het starten en stoppen van het aggregaat geregeld.
De besturing van het aggregaat zorgt dan zelf voor voldoende
nadraaitijd bij elke stop.
Het aggregaat wordt gestart en gestopt door middel van een extern
stuursignaal. Dit signaal kan afkomstig zijn van bijvoorbeeld een:
• Tijdklok
• Schemerschakelaar
• Noodstroombesturing
• Vlotterschakelaar
Bediening
51