Instructies voor de gebruiker
5.3.1 Potdetectie
Elke kookzone heeft een mechanisme dat de aanwezigheid van de pan
detecteert en dat de bereiding enkel toelaat wanneer een geschikt en correct
geplaatst recipiënt aanwezig is op die plaat.
Wanneer het recipiënt niet correct geplaatst is of wanneer het uit ongeschikt
materiaal bestaat, en u wil de plaat toch inschakelen, zal op het display enkele
seconden na de inschakeling het symbool
verschijnen, dat de fout aanduidt.
5.3.2 Restwarmte
Elke plaat heeft een mechanisme dat de restwarmte meldt. Op het display kan
na de uitschakeling van een plaat een knipperende
worden weergegeven.
Dit signaal wijst erop dat die kookzone nog zeer heet is. Ook als de
nog
knippert, kunt u de bereiding van het voedsel hervatten.
5.3.3 Blokkering van de bedieningsknoppen
Wanneer de plaat niet in werking gesteld is, kunnen de bedieningsknoppen
geblokkeerd worden zodat toevallige inschakeling door kinderen vermeden kan
worden.
Draai beide draaiknoppen naar het symbool A en houd de knoppen daar
gedurende ongeveer 2 seconden wanneer de platen uitgeschakeld zijn, tot op
het vermogensdisplay de symbolen
verschijnen; laat de knoppen daarna los.
Deze functie kan ook worden geactiveerd door slechts één knop tot op het
symbool A te verdraaien en daar gedurende minstens 5 seconden te laten
staan.
Herhaal dezelfde handeling om de deblokkering uit te voeren: de displays van
de platen zullen het cijfer 0 tonen, wat aanduidt dat de blokkering van de platen
gedesactiveerd werd.
5.3.4 Foutmelding
De functies van alle bedieningsknoppen worden gemonitord. Wanneer zich in
een bepaalde zone een fout voordoet, wordt de werking van de kookzones
waarin de fout niet optreedt, niet onderbroken. De kookzone waarin zich de fout
voordoet, wordt automatisch uitgeschakeld en op het display verschijnt het
symbool
.
136