5.1 TIG lassen
TIG lassen is een fusieprocedure waarbij een elektrische boog, tussen de
wolfraamelektrode en het te lassen materiaal, als warmtebron gebruikt wordt. TIG
lassen vereist het gebruik van een inert gas (Argon) dat de lasnaad beschermt. Als
vulmateriaal gebruikt wordt, bestaat dit uit stangen die geschikt zijn voor het te
lassen materiaal (staal, roestvrij staal, koper; etc.).
In de TIG modus is het mogelijk om te lassen in elke positie: vlak, onder een hoek,
op de rand, verticaal en boven het hoofd. Bovendien heeft het gelaste stuk,
vergeleken met andere manieren van lassen, een grotere mechanische weerstand, is
het beter bestand tegen corrosie en is er minder hitte in het lasgebied, waardoor er
minder vervormingen ontstaan. Er kan ook gelast worden zonder lasmateriaal,
waarbij een gave, glimmende las zonder onzuiverheden gegarandeerd wordt.
TIG AC Lassen
Door hun fysische en mechanische eigenschappen, vereisen aluminium en
aluminiumlegeringen speciale maatregelen voor alle lasprocedures.
Puur aluminium is een licht metaal met een smelttemperatuur van ongeveer 660°C,
een hoge hittedilatatiecoëfficiënt en een zeer hoge hittetransmissiecoëfficiënt
(geleiding).
Het eerste probleem bij het lassen van aluminium is oxidatie, nl. als het in contact
komt met zuurstof en lucht wanneer het smeltpunt bijna bereikt wordt (ongeveer
660°C – 1220°F); de oxidatievorming op het oppervlak blokkeert de doorgang van
elektrische stroom in één richting en daardoor dooft de boog uit. De
aluminiumoxyde, die een hogere smelttemperatuur heeft dan aluminium, isoleert de
lasnaad.
Stroom kan niet door deze isolatie heen. Daarom is het onmogelijk om aluminium en
aluminiumlegeringen met gelijkstroom te lassen. Voor TIG aluminium lassen, worden
enkel stroombronnen met wisselstroom gebruikt, met een ontsteking bij hoge
frequentie. Bij wisselstroom stromen golven van positieve stroom, afgewisseld met
golven van negatieve stroom, naar de elektrode.
Door de gevorderde technologie van de nieuwe stroombronnen, met
blokgolfwisselstroom bij een frequentie van 80 tot 200 Hz, is de tijd die nodig is om
van de positieve halve golf naar de negatieve te gaan, vermindert. Daardoor is de
boog goed geconcentreerd en stabiel.
De hoge frequentie houdt de boog aangeschakeld en stabiel bij elke inversie van de
polariteit.
www.contimac.be
20