3.1 Voor de in gebruikname
Voor de ARGUS A606 S in gebruik wordt genomen dienen de
volgend veiligheidsaanwijzingen ter harte te worden genomen:
De ARGUS A606 S is alleen bedoeld als spuiten infuuspomp en
mag uitsluitend volgens de aanwijzing in deze handleiding wor-
den gebruikt.
De ARGUS A606 S mag alleen onder toezicht van gekwalificeerd
en daartoe opgeleid personeel worden gebruikt. De toepassing
dient regelmatig te worden gecontroleerd.
De ARGUS A606 S mag alleen worden gebruikt in combinatie
met toebehroen en verbruikmaterialen waarvan de geschikt-
heid door CODAN ARGUS AG is bevestigd. Het gebruik van
niet goedgekeurde verbruiksmaterialen kan de patiënt in gevaar
brengen.
De toepassing van spuiten en infuuslijnen dient in over-
eenstemming met de voorschiften van de fabrikant te ge-
beuren.
3.2 Installatie
De ARGUS A606 S kan op tafel, aan een infuusstandaard (to
Ø38 mm) of aan een wandrail bevestigd worden. In combina-
tie met een ARGUS Dockingstation kunt u meerdere apparaten
eenvoudiger in minder ruimte opstellen.
Attentie:
De pomp mag nooit meer dan 1,3 m boven of onder het niveau
van het hart van de patiënt geplaatst worden. De drukbewaking
van de pomp werkt het nauwkeurigst indien u de pomp op ge-
lijke hoogste met het hart plaatst.
14.536_A606S_NL_4.7X
3.3 Apparaat voorbereiden
a) Spuit en infuuslijn aansluiten
b) Koppelingshendel en plunjerklem gelijktijdig inknijpen en de
drukplaat geheel naar rechts schuiven
c) Spuitenklem open en na geheel uittrekken naar links draaien
d) Spuit in de uitsparing leggen en spuitklem weer sluiten
e) Controleer of de flenzen van de spuit correct achter de klem
zijn geplaatst
f) Koppelingshendel en plunjerklem gelijktijdig inknijpen en de
drukplaat naar de plunjer schuiven tot de beiden plunjerklem-
men de plunjer geheel omsluiten
g) Controleer nogmaals of de spuit juist en zeker geplaatst is
h) Schakel het apparaat in, wacht op het rode statuslampje en
het akoestisch signaal terwijl de zelftest wordt uitgevoerd
i) Controleer altijd of hetzelfde type spuit wordt gebruikt zoals
weergegeven in het display.
k) Ontlucht of spoel de infuuslijn (zie hoofdstuk 7 Infuuslijn ont-
luchten)
l) Sluit de infuuslijn aan op de patiënt
m) Programmeer de gewenste therapie (zie hoofdstuk 8 Stan-
daard gebruik, hoofdstuk 10 Medicament selecteren, hoofd-
stuk 11 Dosisberekening en/of hoofdstuk 12 TIVA [Totaal
IntraVeneuze Anesthesie])
Attentie:
Infuuslijnen dienen vóór gebruikt te worden ontlucht en indien
noodzakelijk te worden voorzien van filters. Het ontluchten en/
of vullen van de infuuslijn moet volgens protocol worden uitge-
voerd, om luchtbellen te verwijderen. De spuit, infuuslijnen en
patiëntaansluitingen dienen regelmatig op luchtbellen te wor-
den gecontroleerd.
Het samenbrengen van meerdere infuusmethoden (zwaarte-
kracht, spuiten en volumetrische infuuspompen etc) op een pa-
tiëntaansluiting creëert een verhoogd risico voor de patiënt. Een
dergelijk systeem mag alleen worden toegepast indien alle te
gebruiken apparaten in hun handleiding uitdrukkelijk geschikt
zijn verklaard voor dergelijke toepassing en/of een geautoriseer-
de instelling de opstelling heeft goedgekeurd.
3. In gebruikname
5