NL
15 Belangrijke
veiligheidsinstructies
Om de kans op brand, elektrische schokken
!
of schade te verkleinen, moeten alle veilig-
heidsinstructies en waarschuwingsteksten
worden gelezen voordat de unit in gebruik
wordt genomen.
• Deze unit is uitsluitend bedoeld voor ventilatielucht
in gebouwen.
• De unit mag niet worden gebruikt voor de extractie
van brandbare of lichtontvlambare gassen.
• Trek de stekker eruit bij service- en
onderhoudswerkzaamheden.
• Voordat de deur wordt geopend, moet de unit
stroomloos zijn en moeten de ventilatoren de tijd
hebben gehad om te stoppen (min. 3 minuten).
• De unit bevat verwarmingselementen die niet mogen
worden aangeraakt wanneer ze warm zijn.
• Laat de unit niet zonder de filters werken.
• Kook geen brandgevaarlijke stoffen of flambeer
niet onder de ventilator (alleen bij aangesloten
afzuigkap).
• Laat geen ketel/bakpan met olie of vet zonder
toezicht achter (alleen bij aangesloten afzuigkap).
• Volg de aanwijzingen in de gebruikershandleiding op.
Om een goed binnenklimaat te handhaven,
om aan de voorschriften te voldoen en om
condensschade te voorkomen, mag de unit
nooit worden stopgezet, behalve bij ser-
vice/onderhoud of eventuele ongevallen.
16 Functiebeschrijving
In de rotor (HR-R) passeren de koude buitenlucht
en de warme afvoerlucht elkaar zonder te worden
gemengd. Door dit principe zal een groot deel van
de warmte in de afvoerlucht naar de toevoerlucht
worden overgebracht (zie systeemtekeningen Hfdst.
8). Bij extra lage buitentemperaturen zal daarnaast
een thermostaatgestuurd naverwarmingselement
(eB1) ervoor zorgen dat de toevoerlucht de gewenste
temperatuur houdt. Deze toevoerlucht wordt via
leidingen en kleppen naar woonkamer en slaapkamer
gevoerd. De afvoerlucht wordt vanuit dezelfde kamer
of via deurspleten/overstroomroosters voor toilet en
natte ruimte gezogen. De gebruikte lucht wordt via
het leidingsysteem terug naar de unit gevoerd, geeft
warmte af en wordt via dakkap of wandrooster uit het
gebouw geblazen.
De temperatuur van de toevoerlucht wordt door
de rotor geregeld. Pas als de rotor de ingestelde
temperatuur niet kan handhaven, zal het
naverwarmingselement opstarten. Wanneer er geen
behoefte aan naverwarming is (bijv. in de zomer), zal
de rotor stoppen.
16.1 Verwarmingselementen
Het verwarmingselement wordt tegen oververhitting
beveiligd door de oververhittingsthermostaat (F20) die
bij 65°C activeert. Als extra veiligheid activeert de over-
verhittingsthermostaat (F10) bij 80°C. Oververhittings-
thermostaat F10 kan handmatig op nul worden gezet
door de resetknop in te drukken.
De thermostaat is zichtbaar als de unitdeuren worden
geopend (recht boven verwarmingselement).
16.2 Bediening via afzuigkap (S3 R/Sl4 R)
A - Draaiknop voor klep/timer
B - Drukknop voor verlichting
Bij koken wordt de klep geopend. De klep wordt na
maximaal 60 minuten automatisch gesloten, of
door de klepschakelaar naar
op Fig. 31. Als de timer wordt geactiveerd, wordt
de luchtbehandelingsunit ook naar de klepfunctie
geforceerd.
Dit is uitsluitend een ventilatiesysteem
en geen verwarmingssysteem. De wo-
ning moet op de normale manier worden
verwarmd. De winst van de warmteterug-
winning moet gezien worden in relatie tot
wanneer de afvoerlucht zonder terugwin-
ning uit de woning zou zijn geblazen.
30
te draaien, zoals
Fig. 31