9
8
9
2
11
3
2
4
12
10
12
De zaagketting (9) op kettingwiel (8) leggen.
LET OP!
De zaagketting niet tussen het kettingwiel en het blad
steken.
De zaagketting bovenaan ca. tot de helft in de geleidegroef (10)
van het zaagblad leggen.
ATTENTIE:
De snijkanten van de zaagketting moeten aan de geleiderbo-
venkant in de richting van de pijl wijzen!
Voer de zaagketting (9) om de omlegschijf (12) van de zaaggelei-
der, en trek daarbij de zaagketting licht in de richting van de pijl.
De kettingwielbeschermer (3) weer aanbrengen.
LET OP!
Daarbij dient de ketting op de kettingvanger (11)
te worden gelegd en daar te blijven.
De bevestigingsmoeren (2) eerst handvast aandraaien.
Zaagketting spannen
De instelschroef (4) naar rechts draaien (met de klok mee), tot
de zaagketting in de geleidegroef aan de onderkant van het
blad grijpt (zie cirkeltje).
Het zaagblad licht optillen en de instelschroef (4) naar rechts
draaien (met de klok mee), tot de zaagketting weer tegen de
onderkant van het blad ligt (zie cirkeltje).
Het voorste einde van de zaaggeleider verder omhoog tillen
en de bevestigingsmoeren (2) met de combisleutel vast aan-
draaien.