Pagina 1
GEBRUIKSAANWIJZING Enertronic Control System Het integrale besturingssysteem voor Refac koelmachines Refac B.V. Postbus 1028, 3860 BA NIJKERK Watergoorweg 87, 3861 MA NIJKERK Nederland Tel.: 033-2471800 fax: 033-2459220 8 EC 91 0003.REV.1...
VOORWOORD Het Enertronic Control System biedt de functionaliteit die nodig is voor het beveiligen, besturen en bedienen van uw Refac koelmachine. Het beschikt over mogelijkheden om de processen, die zich in uw koelmachine afspelen, optimaal te laten verlopen waardoor een efficiënt bedrijf over de levensduur gegarandeerd is.
UITVOERING 2.1. Basis configuratie De basis configuratie omvat een autonoom werkende besturing die de functionaliteit biedt om het enertronic concept te realiseren. Deze functionaliteit kan in drie hoofdgroepen worden onderverdeeld: -Beveiligingsfuncties -Regeltechnische functies -Bedieningsfuncties OOK VOOR DE BASIS CONFIGURATIE GELDT DAT ALLEEN DE FUNCTIES, DIE BIJ UW APPLICATIE HOREN, BESCHIKBAAR ZIJN.
HARDWARE De hardware van het Enertronic Control System bestaat uit een programmeerbare logische besturing (PLC). Deze PLC verkrijgt informatie uit de koelmachine, in de vorm van digitale (I of 0) en analoge (0-10 Volt) signalen. Aan de hand van deze signalen zal de programmatuur in de PLC besturingstaken genereren.
3.2.2. Digitale ingangen Nummer Functie LED indicator Tbv. DCM bedieningsmoduul Knipperend / uit Tbv. DCM bedieningsmoduul Knipperend / uit Tbv. DCM bedieningsmoduul Knipperend / uit Extern startcommando Contact van flow- of pomp- schakelaar Pieklast begrenzing Status van het fasebewakingsrelais Aan* Status van de vorstbeveiligingsthermostaat Aan* Niet gebruikt...
Pagina 10
Voor zowel de omgevings- verdamperwater-uittrede- als zuiggas-temperatuur worden opnemers met gelijke overdrachtskarakteristiek gebruikt, nl: Figuur 4, Overdrachtsfunctie omgevingstemperatuur-, wateruittredetemperatuur- en zuiggastemperatuur-transmitter 8 EC 91 0003.REV.1...
BEVEILIGINGEN Het Enertronic Control System beschikt over uitgebreide beveiligingsfuncties voor de verschillende componenten die in uw Refac koelmachine zijn toegepast. De beveiligingen zijn in vier hoofdgroepen onder te verdelen, te weten: -Beveiligingsfuncties voor de verdamper -Beveiligingsfuncties voor de compressoren -Beveiligingsfuncties voor de condensors -Algemene beveiligingsfuncties 4.1.
4.2. Beveiligingsfuncties voor de compressor(en) De compressor(en) van uw Refac koelmachine kan / kunnen op verschillende manieren tegen extreme of ongewenste bedrijfscondities worden beschermd. De mogelijke beveiligingen en hun kenmerken zijn in de volgende tabel samengevat. Oorzaak Gevolg Grenswaarden Storing? Reset nodig? Inschakelen of onderbreken Inschakelvertraging tbv.
Pagina 13
Reset kan plaatsvinden middels een algemene reset, of door het resetten van het betreffende motorstroom beveiligingsrelais. 8 EC 91 0003.REV.1...
4.4. Algemene beveiligingsfuncties 4.4.1. Fasevolgorde bewaking Wanneer uw Refac koelmachine is uitgevoerd met compressoren van de typen schroef of scroll, zal een beveiligingseenheid ter bewaking van de juiste fase-aansluitvolgorde van de voedingspanning opgenomen zijn. Bij foutieve aansluiting, of faseuitval, zal de machine niet in bedrijf komen.
REGELINGEN Om uw Refac koelmachine zo efficiënt mogelijk te laten werken zijn de regeltechnische functies voor de hoofdcomponenten van de koelmachine in het Enertronic Control System geïntegreerd. We onderscheiden: -Capaciteitsregeling -Condensorregeling -Regeling elektronisch expansieventiel 5.1. Capaciteitsregeling Om de koelcapaciteit van uw Refac koelmachine in overeenstemming te brengen met de koudevraag in uw applicatie, kan de geleverde koelcapaciteit van de compressoren in delen worden bij- of af- geschakeld.
5.1.3. Afpompschakeling Er kan bij bepaalde machine configuraties (meestal bij condensingunits) gebruik worden maakt van een afpompschakeling. Dit kan nodig zijn, om te voorkomen dat zich vloeibaar koudemiddel ophoopt in de aanzuigcircuits van de compressoren. Wanneer een compressor in de laagste capaciteitstrap werkt en de koelvraag neemt af, zal de magneetafsluiter voor het koudemiddel gesloten worden.
5.3. Discrete regeling Dit type condensorregeling werkt volgens het ‘conventionele’ principe van het in en uit schakelen van condensorventilatoren. Wanneer de condensatietemperatuur met 5K boven de gewenste waarde stijgt, zal een ventilator worden ingeschakeld. Wanneer na een bepaalde tijd (1 minuut) de condensatietemperatuur een waarde bereikt welke lager is dan de gewenste waarde, zal de betreffende ventilator worden uitgeschakeld.
Pagina 18
Figuur 6 , Relatie oververhitting / stuuractie expansieventiel BIJ SPECIFIEKE MACHINECONFIGURATIES, BIJV. SPLIT- OPSTELLING, KAN EEN ANDERE WAARDE VOOR DE OVERVERHITTING GELDEN. De oververhitting zal verhoogd worden wanneer er, als gevolg van een zeer hoge watertemperatuur, een ontoelaatbaar hoge belasting van de compressoren zou kunnen ontstaan. (‘MOP’-werking) 8 EC 91 0003.REV.1...
BEDIENING Het Enertronic Control System in uw Refac koelmachine is voorzien van een bedieningsmoduul hetgeen in combinatie met een display op de besturing (zie Afb. 1) een dialoog mogelijk maakt tussen het Enertronic Control System en bedienend- of onderhouds-personeel. Met dit moduul kan ook de gewenste waarde van de wateruittrede-temperatuur worden beïnvloed (setpointverstelling).
6.1. Setpointverstelling De schakelaar SETP. ADJ. zal fabrieksmatig op stand 0 zijn ingesteld. Het standaard setpoint (6 C) zal gelden. Door de schakelaar in een andere stand te zetten zal een verstelling van het setpoint ter grootte van de bij deze stand vermelde waarde bereikt worden. Op de volgende pagina is in tabelvorm het verband tussen de standen van de schakelaar en de resulterende wateruittrede temperatuur gegeven.
6.2. Displayfuncties Met de schakelaar ‘DISP. SEL.’ wordt bepaald welke informatie op het display zichtbaar zal zijn. Bij de verschillende standen hoort specifieke informatie over delen van uw Refac koelmachine. De informatie wordt als meldingen getoond, elke melding heeft een nummer. Elk meldingnummer wordt gevolgd door een numerieke waarde, deze waarde vertegenwoordigt de actuele informatie van de betreffende melding.
6.2.2. Testmodus Met stand 8 wordt de besturing in de zogenaamde testmodus gebracht. In deze modus worden verschillende tijdbeveiligingen (carterverwarming, anti-pendel, optraptimers) op een kleinere waarde ingesteld. De testmodus kan tijdens de inbedrijfstelling worden gebruikt. De testmodus zal gedurende maximaal ‚‚n uur geactiveerd blijven. Indien de koelmachine binnen deze tijd in de normale bedrijfsmodus moet worden teruggebracht, kan worden volstaan met het kiezen van een andere stand voor de ‘DISPL.
OPTIEPAKKETTEN Zoals eerder is vermeld, kan het Enertronic Control System in uw Refac koelmachine zijn uitgevoerd met verschillende optiepakketten. Het toepassen van één of een combinatie van verschillende optiepakketten vergt extra hardware-bouwstenen. Deze bouwstenen worden, in de vorm van I/O (ingangs en/of uitgangs-) kaarten in een uitbreidingsmoduul geplaatst. Het uitbreidingsmoduul vergt een andere uitvoering van de basis besturingseenheid, de locatie van de in en uitgangen van de basis eenheid blijft echter ongewijzigd.
Optiepakket 1 voorziet ook in de mogelijkheid om middels een 0-10VDC signaal, afkomstig van een externe regelkring, het setpoint van de koelmachine te beïnvloeden. Wel dient u bij bestelling op te geven of het setpoint van uw Refac koelmachine verhoogd dan wel verlaagd moet te worden.
7.3.2. Besturing transportpomp condensor De besturing voor de transportpomp in het condensorcircuit is identiek aan die voor de transportpomp in het verdampercircuit. 7.3.3. Aansturing water-regelventiel condensor Aansturing van water-regelventielen geschiedt op basis van de condensatie- temperatuur. Het verschil tussen de gewenste- en gemeten condensatietemperatuur genereert aan de hand van een P en I regeling een stuuractie.
HARDWARE OPTIEPAKKETTEN Zoals reeds in hoofdstuk 7 vermeld is moet, om gebruik te kunnen maken van één of meerdere optiepakketten, de besturing worden uitgebreid met I/O kaarten. De beschikbare uitbreidings- modulen (voor 4 of 8- I/O kaarten) en de in- en uitgangs-bezetting in relatie tot de toegepaste optiepakketten zijn in de volgende tabellen weergegeven.