Voer de zaagketting (6) om de omlegschijf (8) van
de zaaggeleider, en trek daarbij de zaagketting licht in de
richting van de pijl.
De zaagketting boven de kettingvanger (9) leggen.
Zaaggeleider in de richting van de pijl trekken, zodat de zaag-
ketting tegen de onderzijde van de geleider ligt (10).
Opnameboringen aan de kettingwielbeschermer (3) in rechte
lijn met de vaste bouten (11) brengen.
Door draaien van de kettingspanschroef (H/13) de kettings-
panbout (12) met de boring in de geleider in overeenstemming
brengen.
De kettingwielbeschermer (H/4) weer aanbrengen.
Bevestigingsmoer (H/2) handvast aandraaien.
Zaagketting spannen
Til de voorzijde van de zaaggeleider iets op en draai de kettings-
panschroef (13) rechtsom (met de klok mee), tot de zaagketting
weer tegen de onderzijde van de zaaggeleider aanligt.
Het voorste einde van de zaaggeleider verder omhoog tillen
en de bevestigingsmoeren (2) met de combisleutel vast
aandraaien.
6
8
9
10
11
3
2
13
E
F
12
G
H
11