De uitlaat van de motor is zeer warm als de motor draait. Raak de uitlaat niet
aan als deze warm is. Gevaar voor brandwonden!
Gashendel ( 8)
Het toerental kan met de (gas)hendel aan de motor worden geregeld. Als de
gashendel terug wordt gesteld in de stationair stand stopt de mestrommel met
draaien
Bougie, bougiedop ( 9)
De bougie van de motor bevindt zich onder de bougiedop. Bij het afstellen en
het onderhoud moet u altijd de bougiedop van de bougie verwijderen.
.
Olievulplug met peilstok (10)
De motorolie wordt bijgevuld na het verwijderen van de olievulplug. Als u olie
heeft bijgevuld en u kijkt in de invoer dan moet u de olie zien staan (mag er niet
uitlopen). U mag ook de olievulplug/peilstok gebruiken. Deze dan niet in de
opening draaien.
Olieaftapplug (11)
De olieaftapplug bevindt zich aan de achterzijde van motor.
Brandstoftank (12)
Onder de tank bevindt zich de brandstofkraan
Tankdop (13)
Centrifugaalkoppeling
Op de as van de motor bevindt zich een centrifugaal koppeling. Als het
toerental van de motor omhoog gaat neemt de centrifugaal koppeling
de twee aandrijfriemen mee en begint de messentrommel te draaien.
LET OP! Als u de hakselaar overbelast (continue aanvoer van materiaal,
verstopping, teveel loof, te dikke/harde takken) dan zullen de riemen op
een gegeven moment gaan slippen over de poelies. De motor (met daarop
de centrifugaal koppeling) blijven draaien maar kunnen de poelie met de
messen trommel niet meer rond draaien. Dit "slippen" kan tot gevolg
hebben dat de riemen gaan "verbranden" door de hitte en uiteindelijk
zullen de aandrijfriemen knappen. Dus merkt U dat de messentrommel niet
meer goed rond draait controleer dan altijd de
invoertrechter/messentrommel voor de oorzaak en pas het invoeren van
materiaal aan.
23