Hoofdstuk 3
De opnamemodi gebruiken
Opnamemodi zijn vooraf gedefinieerde standaardinstellingen. In deze modi zijn de beste
instellingen voor bepaalde onderwerpen of omstandigheden gedefinieerd.
Als u een opnamemodus wilt selecteren, drukt u op Mode terwijl de camera zich in de
modus
opnamemodus en drukt u op
te wijzigen, drukt u op
Modus Auto (standaard)—Voor het snel maken van goede opnames
wanneer u geen tijd hebt om een speciale opnamemodus te kiezen.
Close-up—Gebruik deze instelling wanneer u close-ups wilt maken van
onderwerpen die zich op een afstand tussen 100 mm en 1 meter (4,7 tot 39,4
inch) bevinden.
Scherpe foto—Voor het minimaliseren van vervagingen op de foto wanneer
het onderwerp beweegt of wanneer u de camera niet lang genoeg stil kunt
houden in situaties met weinig of gedimd licht (zie
verkrijgen op pagina
Theater—Voor het fotograferen van grote bijeenkomsten, concerten of
binnensportevenementen zonder gebruik van de flitser.
Panorama—Voor indrukwekkende landschappen of voor groepen die te
breed zijn voor één foto (zie
of
op pagina
Landschap—Voor taferelen met diep perspectief, bijvoorbeeld
berglandschappen.
Portret—Voor foto's met een of meer personen als voornaamste
onderwerp.
Actie—Voor het vastleggen van sportevenementen, bewegende wagens of
een andere scène waarvan u de actie wenst stop te zetten.
Nachtportret—Voor het 's nachts fotograferen van personen. In deze modus
wordt de flitser en een lange belichtingstijd gebruikt. Daarom kunt u de camera
het beste op een statief of stabiele ondergrond zetten.
Strand—Voor fotograferen op het strand.
Sneeuw—Voor fotograferen in de sneeuw.
Zonsondergang—Voor fotograferen buiten bij zonsondergang.
Opmerking
videoclips.
De opnamemodus blijft van kracht totdat u de instelling wijzigt of de camera uitschakelt.
18
Foto-opname bevindt. Vervolgens markeert u met
.
15).
19).
U kunt geen opnamemodus gebruiken tijdens het opnemen van
. Als u het menu wilt afsluiten zonder de opnamemodus
De modus Panorama gebruiken
de gewenste
Een optimale belichting