2.7.2
Inbedrijfstelling van hydraulische opschepbak met bevestiging op de vorken
1.
Zet de vorken van de heftruck/hefmast op de juiste afstand (hart op hart 830 mm), zodanig dat de
hydraulische opschepbak midden voor de heftruck/hefmast komt.
2.
Rijd de heftruck/hefmast met de vorken zo ver mogelijk in de vorkenhouders van de opschepbak.
3.
Vergrendel de bok aan het vorkenbord van de heftruck/hefmast met de vergrendelhaak of de ketting, zodat
de opschepbak niet van de vorken kan glijden.
4.
Als de opschepbak iets geheven is, moeten de bouten zover ingedraaid worden dat ze de vorken van de
heftruck of hefmast net niet raken. Borg deze bouten met de contramoeren.
5.
Sluit de hydrauliek slangen aan en zorg ervoor dat de snelkoppelingen goed schoon zijn, zodat er geen vuil in
het hydraulisch systeem van de machine komt.
6.
Controleer vervolgens of de hydrauliek slangen overal vrij langs kunnen bewegen en loop na of het systeem
geen olie lekt.
7.
Controleer de werking van de opschepbak door het bedienen van de hydraulische functies.
2.7.3
Inbedrijfstelling van hydraulische opschepbak met bevestiging aan vorkenbord
1.
Verwijder de vorken van de heftruck of hefmast.
2.
Zorg ervoor dat het vorkenbord recht en schoon is.
3.
Plaats de opschepbak op het vorkenbord van de heftruck of hefmast.
4.
Let op dat de blokkeernok in de uitsparing in het midden van het vorkenbord valt. Indien deze uitsparing
ontbreekt:
a) Moet deze uitsparing worden ingeslepen, of
b) Moet de blokkeernok van de opschepbak weggeslepen worden en ter plaatse van een bestaande uitsparing
in het vorkenbord een deugdelijke blokkeernok aangebracht worden. Dit zodanig dat de opschepbak midden
voor het vorkenbord komt en niet zijdelings verschuiven kan.
5.
Vergrendel de bak aan het vorkenbord door de hendels van de vergrendeling een halve slag te draaien zodat
de halve schijven in de vorm van een vorkenbordprofiel achter het vorkenbord klemmen. Borg de hendels
met de borgveer.
6.
Sluit de hydrauliek slangen aan en zorg ervoor dat de snelkoppelingen goed schoon zijn, zodat er geen vuil in
het hydraulisch systeem van de machine komt.
7.
Controleer vervolgens of de hydrauliek slangen overal vrij langs kunnen bewegen en loop na of het systeem
geen olie lekt.
8.
Controleer de werking van de opschepbak door het bedienen van de hydraulische functies.
17