Problemen met de agent oplossen
Als een nieuwe agent niet werkt, probeer dan deze suggesties. Het probleem ligt mogelijk bij de
aansluiting en niet bij de agent zelf.
1.
Controleer of de agent geschikt is voor uw printer.
2.
Gebruik de juiste procedure voor het vervangen van agents via het front panel.
3.
Controleer of de connector van de agent vrij is van obstakels.
4.
Controleer of de agent van het juiste type (samensmeltings- of toevoeragent) is. Een onjuist type
kan niet worden verbonden met de connector.
5.
Controleer of de connector van de agent in de juiste richting is geplaatst (vergelijk dit met een
andere agent).
6.
Controleer of u de connector juist en volledig hebt geplaatst. U moet een klikgeluid horen.
7.
Controleer of de lipjes aan beide kanten van de connector van de agent zijn geopend en in de
goede stand staan. Dit geeft aan dat er verbinding is.
8.
Controleer de connector van de agent. De connectoren van de agent zijn mogelijk verbogen toen
de agent niet was aangesloten. Dit betekent dat ze niet correct kunnen worden aangesloten, en er
verschijnt een bericht voor terugplaatsing. Om dit probleem op te lossen, buigt u de connectoren
met een tang recht zodat ze weer in hun sleuf passen.
9.
Bel uw ondersteuningsvertegenwoordiger als het probleem aanhoudt.
Printkoppen
De printkoppen nemen agents en deponeren ze op de build.
VOORZICHTIG:
gevoelig zijn voor elektrostatische ontlading. Voorkom contact met de pennen, geleiders en het circuit.
Het schrijfsysteem van de printer gebruikt drie printkoppen voor twee agents die elk 31.680
spuitmonden bevatten; elke agent bevat dus 15.840 spuitmonden. De printkoppen zijn genummerd (zie
hieronder).
110
Hoofdstuk 11 Hardware-onderhoud
Neem de veiligheidsmaatregelen in acht wanneer u printkoppen hanteert, omdat ze