Systeemtoebehoren
WAARSCHUWING
In uw systeem moet een zelfontlastende luchtkraan (D)
en een materiaalaftapkraan (J) aanwezig zijn. Deze
toebehoren helpen het risico te verminderen van ernstig
letsel, zoals injectie spatten van materiaal in de ogen of
in de huid, en verwonding door bewegende delen bij het
afstellen of repareren van de pomp.
De hoofdafsluiter ontlast de lucht die tussen dit ventiel
en de pomp komt te zitten, nadat de lucht is afgesloten.
Door opgesloten lucht zou de pomp onverwachts kunnen
gaan draaien. Plaats het ventiel dicht bij de pomp. Te
bestellen als onderdeelnr. 113333.
De materiaalaftapkraan helpt de materiaaldruk te ontlasten
in de verdringerpomp, de slang en het pistool. Het aan-
trekken van de trekker is soms niet voldoende om de
druk te ontlasten. Bestel een van de volgende onderde-
len:
Onderdeelnr.
Omschrijving
238635
1/4 npt (mbe), koolstofstaal
210657
1/4 npt (mbe), koolstofstaal
210658
3/8 npt (mbe), koolstofstaal
210659
1/4 npt x 3/8 npt (mbe), koolstofstaal
239018
1/4 npt (mbe), roestvast staal
235992
1/4 npt x 3/8 npt (mbe), roestvast staal
Lucht- en materiaalslangen
Zorg ervoor, dat alle lucht- en materiaalslangen de juiste
maten hebben en dat ze geschikt zijn voor de in het systeem
voorkomende drukniveaus. Gebruik alleen elektrisch gelei-
dende lucht- en materiaalslangen. Gebruik een luchtslang (H)
van minstens 13 mm (1/2 inch) binnenmaat om lucht naar de
pomp toe te voeren.
Alle vloeistofslangen moeten aan beide uiteinden voorzien
zijn van verende beschermers. Sluit een materiaalslang (L)
aan op de 3/8 npt(i) materiaaluitlaat van de pomp. Gebruik
van een extra slanggedeelte tussen de hoofdmateriaalslang
en het pistool (M) geeft extra bewegingsvrijheid bij het hante-
ren van het pistool. Sluit een zuigslang of zuigbuis (N) aan
op de 3/4 npt(u) materiaalinlaat.
Installatie
Hulpstukken voor de luchtleiding
Installeer de volgende toebehoren in de volgorde zoals
aangegeven in Afb. 2 en gebruik waar nodig verloopnippels:
D De olienevelaar (C)
zorgt voor automatische smering van de luchtmotor.
D Een zelfontlastende luchtkraan (D)
moet in de installatie aanwezig zijn om de lucht te ontlas-
ten die opgesloten is blijven zitten tussen de kraan en
de luchtmotor wanneer de kraan gesloten wordt (zie de
WAARSCHUWING links). Zorg dat de zelfontlastende
kraan goed bereikbaar is vanaf de pomp, en achter het
luchtreduceerventiel (E) geplaatst is.
D Het luchtreduceerventiel (E)
regelt de pompsnelheid en de uitlaatdruk door de lucht-
druk naar de pomp te regelen. Plaats het reduceerventiel
dicht bij de pomp, maar vóór de zelfontlastende lucht-
kraan (D).
D Luchtleidingfilter (F)
installeer een luchtleidingfilter (F) alsmede een vochtvan-
ger en een aftapkraan (P) om vocht en vervuilende stof-
fen te helpen verwijderen uit de aangevoerde perslucht.
D Een tweede zelfontlastende luchtkraan (G)
isoleert de toebehoren in de luchtleiding voor het onder-
houd. Breng de kraan voor alle andere toebehoren in de
luchtleiding aan.
Hulpstukken voor de materiaalleiding
Installeer de volgende toebehoren in de posities zoals aan-
gegeven in Afb. 2, en gebruik waar nodig verloopnippels:
D De materiaalaftapkraan (J)
moet in uw systeem aanwezig zijn om de druk te ontlasten
in de slang en het pistool (zie de WAARSCHUWING links).
Installeer de aftapkraan met de opening naar beneden en
de hendel naar boven wijst, als de kraan geopend wordt.
D Het materiaalfilter (K)
filtert schadelijke deeltjes uit het materiaal.
D Het spuitpistool (M)
doseert het materiaal. Het pistool dat in Afb. 2 te zien is,
is een airless spuitpistool.
307619
7