7
Eerste inbedrijfstelling
7.9
Systeemdruk controleren en instellen
De afsluitkraan (3) bij gelijktijdige bediening van de functie "Messencassette heffen" sluiten.
ð De hendel van de afsluitkraan (3) staat verticaal (positie I).
De afsluitkranen (2) sluiten.
ð De hendels van de afsluitkranen (2) staan horizontaal (positie I).
De systeemdruk op de manometer (1) aflezen.
Æ Als de systeemdruk 80 bar bedraagt, is de systeemdruk correct.
Æ Als de systeemdruk niet 80 bar bedraagt, de procedure zoals hierboven beschreven
herhalen.
Als de systeemdruk niet op 80 bar kan worden ingesteld, het drukbegrenzingsventiel (4)
opnieuw instellen,
Bij uitvoering "Hydraulisch tridemaggregaat"
LW000-034
De systeemdruk is in de fabriek via het drukbegrenzingsventiel (4) op 80 bar vooringesteld. In
beide besturingscircuits moet bij rechtdoor rijden dezelfde druk (80 bar) zijn ingesteld en mag
niet worden overschreden c.q. onderschreden. Bij het aflezen van de systeemdruk moet de
combinatie recht staan.
Systeemdruk controleren
De systeemdruk op de manometer (1) aflezen.
Æ Als de systeemdruk 80 bar bedraagt, is de systeemdruk correct.
Æ Als de systeemdruk niet 80 bar bedraagt, moet de systeemdruk worden ingesteld.
Systeemdruk instellen
ü De systeemdruk is gecontroleerd.
Om de wielen recht te zetten, met de trekkercombinatie ca.20 m rechtuit rijden op een
gelijkmatige ondergrond.
De afsluitkranen (2) en (3) openen.
ð De hendels van de afsluitkranen (2) staan loodrecht (positie II).
ð De hendel van de afsluitkraan (3) staat horizontaal (positie II).
Op de terminal de functie "Messencassette heffen" bedienen tot de druk 80 bar heeft
bereikt,
De afsluitkraan (3) bij gelijktijdige bediening van de functie "Messencassette heffen" sluiten.
ð De hendel van de afsluitkraan (3) staat verticaal (positie I).
70
zie
Pagina 71.
1
zie
Pagina 123.
I
4
2
II
4
3
3
Originele handleiding 150001073_02_nl
2
ZX 560 GD