Functie activeren
Tijdvenster kopiëren
Kencijfer instellen
86009307 ▪ 1/2017-08 ▪ Ext. PAW
Om een functie te kunnen gebruiken moet deze geactiveerd (activering
= on) en haar kencijfers volledig ingesteld worden. Wordt de functie
geactiveerd en verlaten voordat alle noodzakelijke kencijfers ingesteld
zijn, knippert kort oFF (afb. links). Daarna wordt de functie getoond met de
schakeltoestand oFF (functie is gedeactiveerd).
Zo activeert u een functie:
√
Functienummer knippert.
1. SET drukken. De functie ie geselecteerd en knippert.
2. SET drukken. oFF wordt getoond.
3. SET drukken. oFF knippert.
4. drukken. on knippert.
5. SET drukken. De functie is geactiveerd.
6. Kencijfers instellen, zoals hierna beschreven.
Een ingesteld tijdvenster in de tijdregeling van enkele functies kan geko-
pieerd en op een andere dag overgedragen worden.
Zo kopieert u een tijdvenster:
√
In de functie is het tijdvenster ingesteld.
1. Instelmenu van het tijdvenster openen.
2. drukken tot COPY verschijnt.
3. SET drukken. to: d.1 wordt getoond.
4. drukken om de gewenste dag te selecteren.
5. SET drukken. Het tijdvenster is gekopieerd.
De functies hebben verschillende aantallen kencijfers.
De waarde van een kencijfer wordt altijd ingesteld met dezelfde
bedienstappen.
Zo stelt u de waarde van een kencijfer in:
√
De functie is geactiveerd zoals eerder beschreven.
1. drukken om een kencijfer te kiezen.
2. SET drukken. De waarde van het kencijfer en de bijbehorende compo-
nent in het grafische systeembeeld knipperen.
3. drukken om de waarde te veranderen.
4. SET drukken om de wijziging over te nemen.
5. Stap 1. tot 4. herhalen voor de andere kencijfers herhalen.
6. ESC drukken als alle kencijfers van de functie zijn ingesteld.
Het functienummer knippert.
NL
27