3.
Druk op een toets van
Begeleidingspatroon te selecteren dat u wilt
bewerken.
De naam van het patroon verschijnt op de display.
D r m : R h
5
Geselecteerde variatie
Patroon geselecteerd door elke toets
3
: Intro
4
: Normaal, normaal invulpatroon
(Telkens bij indrukken wordt tussen de selecties heen
en weer gegaan.)
5
: Variatie, variatie invulpatroon
(Telkens bij indrukken wordt tussen de selecties heen
en weer gegaan.)
6
: Eindpatroon
8
4.
Druk op
om het instrumentgedeelte te
selecteren dat u wilt bewerken.
Het gedeeltenummer van het gedeelte dat u selecteert
gaat knipperen op de display.
Knipperen: Gedeelte geselecteerd voor bewerken.
Onderdelen die data bevatten.
5.
bo
Druk op
(RHYTHM).
Hierdoor wordt de ritmenaam weergegeven.
6.
Selecteer m.b.v. de [–] en [+] toetsen van
br
(cijfertoetsen) het ritmenummer dat u wilt
toewijzen aan het instrumentgedeelte dat u aan
het bewerken bent.
Er wordt aan elk instrumentgedeelte een ander
ritmenummer toegewezen.
• U kunt de data van de op dat moment geselecteerde
ritmenummer weergeven door op
• Alle acht instrumentgedeeltes van een intro (l-1 tot en
met l-8) hebben hetzelfde ritmenummer. Als u
bijvoorbeeld ritme 003 toewijst aan I-1, zal 003 ook
automatisch toegewezen worden aan de gedeeltes I-2
tot en met I-8. Als u dan bijvoorbeeld ritme 004 aan
gedeelte I-2 toewijst, zullen I-1 en alle andere
gedeeltes ook veranderen naar 004. Alle acht
gedeeltes van een eindpatroon (E-1 tot en met E-8)
moeten ook hetzelfde ritmenummer hebben.
3
6
tot en met
om het
y
Onderdeel 6 (akkoord 3)
7
te drukken.
Bewerken van automatische begeleidingspatronen
7.
Druk om de inhoud te bewerken op
ck
(FUNCTION) om het scherm te verkrijgen
voor de gewenste instelling.
• Telkens bij indrukken van
de volgende van de instellingen van 1 tot en met 6
gegaan in een cyclus.
• Druk op de [–] en [+] toetsen van
de op dat moment geselecteerde instelling te
veranderen.
• U kunt de huidige instellingen van het bewerkbare
gedeelte weergeven door te drukken op
Insteltype
1 Onderdeel aan/uit
2 Toonnummers*
3 Volumeniveau
Links-rechts
4
luidsprekerbalans (panning)
Nagalmdiepte
5
(nagalm zenden)
Zwevingdiepte
6
(zweving zenden)
* Instrumentgedeeltes 1 en 2 kunnen enkel worden
toegewezen aan drumsetklanken (ingebouwde klanken 684
tot en met 700).
8.
Herhaal de stappen 4 tot en met 7 zo vaak als
nodig om de gedeeltes te bewerken voor het
patroon dat u in stap 3 selecteerde.
• Als u het ritmenummer in stap 6 verandert, wordt de
bewerkbare inhoud (1 tot en met 6 in de bovenstaande
tafel) die u het laatst configureerde in stap 7 van deze
procedure overschreven door de instellingen van het
nieuw geselecteerd ritme.
9.
Herhaal de stappen 3 tot en met 8 zo vaak als
nodig om de gewenste begeleidingspatronen
(intro tot en met eindpatroon) te bewerken.
10.
bl
Druk op
.
Hierdoor wordt een melding weergegeven die u vraagt of
u de gebruikersritmes wilt opslaan.
ck
(FUNCTION) wordt naar
br
(cijfertoetsen) om
7
.
Display
Instellingen
Part
Aan/Uit
Tone
001 - 683
Vol.
000 - 127
Pan
–64 - 0 - +63
Rvb
000 - 127
Cho.
000 - 127
NL-45